Stel je maar voor, een bijeenkomst van appelrassen, boomgaarden vol, ergens in het Dertiende Systeem. Daar ongeveer.
Jonathan, Notarisappel, Goudreinet, Sterappel, Laxton’s Superb, Stark Earliest, Cox Orange Pippin, James Grieve en Yellow Transparent met hun hoofdstad en klokketorens, hun cider-ziederijen, hun velden van was, verkleinde melkwegstelsels van landen, gekroonde hoofden etcetera; liggend in ‘t dertiende of ‘t veertiende systeem.
 
2
Tijd is een appelboom! En altijd is er wel een zwart weggevreten klokhuis van een appel, een schuurachtig ogend wrak van een appelklokhuis dat koning van de appels wil zijn, tot ongeluk van de appels!
 
3
Een klokhuis in de regen, als een zoek geraakt dorpsstationnetje met ingegooide ruiten, verwrongen handles, zwarte lampen, gedoofde seinen. Want geen trein komt daar meer voorbij.
 
4
Aan de voet van het knmistation zegt het klokhuis ‘Wij moeten de lucht beschermen tegen het weer’.*
5
Een rat, een mestkever en een mier slepen kauwgum en plastic aan, en werken hard; langs de roestende nooit meer gebruikte spoorlijn naar de grens vinden ze watten, kankercellen, blauwdrukken, kleurstoffen, een half gram plutonium, zwarte bessen van de nachtschade, zaad van een gehangene, doodszweet van een stervende, en zij werken nachtenlang. – Niet aan de bouw van de dorpskathedraal! Maar aan de restauratie van het klokhuis. Aan de bouw van de appel die eerst klokhuis was, in de schaduw van een stationnetje in een ierse wildwestfilm in de regen.
 
6
Eén droom keerde altijd in de dromen van die appel terug: de Appelboom van rook, de Appelboom van stoom. En zijn geheime droom, de Appelboom gebouwd van spoorstaven en lokomotieven, waaraan ijzer zou groeien en vuur.
 
7
Een geplastificeerd gepoft appelklokhuis, al te dikwijls van paarden gevallen in slechte ruiterfilms; een waardeloos klokhuis achter een hek van tanden (als Appel vermomd!) spreekt vanaf zijn fruitschaal, in een boomgaard van mikrofoons:
De hemel moet de kleuren krijgen van vonken en lokomotiefrook. De hemel moet gestreept worden met roestrode spoorwegnetten. Sterren zijn ook maar appels!
 
8
Geen Sterappel, geen Lombartscalville, – de stand-in van een appel verzint de Zang van de Vijf Zwarte Pitten. De stand-in verzint een vloekzang van de appeleter, de afgrond van de appels en de appelverteerders!
 
9
Harsen, zegt het klokhuis, dat appel werd, harsen aan de appelstam, wormen in de appel, ik vermaak de wereld met alles wat daarop groeit en filmt; Volkeren! zegt het Klokhuis, ik vermaak de wereld aan de verbrande appelboomgaard, aan de rook, aan de zwarte lucht en aan het einde (The End).
 
10
Klokhuis lacht en grijnst, vanuit zijn make up-saloon voor appels:
Ik ben ‘t Great Central Station! Ik ben een grote film!
Iemand die lang in bioskopen gewoond had schoot op het geplastificeerde klokhuis, en zijn pitten, slecht beschermd door Insekticiden en Tanden, rolden over een stompzinnig stuk straat.
(Stuk straat, weggeknipt uit een B-film.)
Bijna een echte B-film!
Het klokhuis genas, rammelde met zijn pitten, rammelde met zijn toegangshekken, en de appelpitten, nu weer veilig opgesloten, rammelden en zeiden
‘Daar was het bijna sluitingstijd voor de groentezaak!’
(Applaus van de video)
‘Daar was de hengst Sneeuwwitje bijna gestikt in een appel!’
(Applaus van de paardenraces)
‘Ik vergeef de revolvers’
(Applaus van de Maffia)
 
11
Een spreuk van het Grote Klokhuis,
gerestaureerd door een rat en een mier en een vlaggenverver:
Nog krachtiger zullen wij de appels bespuiten. **
Leve de rode vlag van de herfst. **
Nog krachtiger zullen wij de appels bespuiten, inzonderheid de middenamerikaanse rassen. **
 
12
Een koninkrijk voor een appel, vallende ruiters.
 
13
Zelfs de klok bootst de vorm van de appel na. De doornappel, de granaatappel, de aardappel. En het hart.
Weggegooide appelpitten aller landen ontwaak! Word wakker, strek jullie takken, appelboomgaarden op aarde.
 
14
Graaf in de aarde, o wat een mooi museum is de aarde, open de grond als het deksel van een koektrommel:
de Nachtwacht van Rembrandt gesigneerd door Tolueen
Vermeers Parelweegster, Delfts Blauw verglaasd
Vasarely’s op 100 meter diepte…
 
De aarde is een schilderijenmuseum, elk weiland door chili-salpeter een Klee,
en daarginds beweegt het (als een menigte)
 
De appel kijkt niet om naar Saenredam, Segers, Jongkind. De appel moet bomen maken, de appel moet klokken maken, de appel moet voort.
appelpitten, STIJG IN DE RAKET!
 
juni-augustus 1981
 
 
 
*Historische, ‘wetenschappelijke’ uitspraak
**Bomen zijn ergere vervuilers dan auto’s, R. Reagan
**Bomen zijn ergere vervuilers dan auto’s, R. Reagan
**Bomen zijn ergere vervuilers dan auto’s, R. Reagan