CONCERT VAN BACH

een papaverzaadje ontworstelt zich
aan de vogeltong die de windrichting bepaalt
en duizend banen rode stof rollen neer uit de hemel
mensen raken het spoor bijster in
een bontgekleurde dood
de nesten zijn leeg en verlaten
dit is het moment dat het mysterie onthuld wordt

een hoge kerk rijst op uit de golven
bergtoppen onder zee:
prehistorische eenzaamheid
mijn linkerhand wordt glas
mijn rechterhand wordt ijzer
ik applaudisseer onhandig
als een pinguïn op het droge

 

 

BLACK BOX

wie staat te wachten
op een afgesproken zonsopgang

ik sluit de deur
het gedicht is schemerig van binnen

midden op de tafel
raast en tiert de peperkeizer

een dansliedje prent zich mij in
en legt zijn last af

de klokken vallen uit elkaar
aan een koninklijke kim

voorval gekoppeld aan voorval
aaneen de tunnel door

 

 

ONTDEKKING

de cactussen in de stad
verliefde immigranten
gaan uiteen, maar sluiten met stekel en bloem een verbond
god put ijs uit de mond van de drenkeling
en warmte uit een laag, goudgeel vuur:
nevels als draken
de vrouw met de hond aan de leiband
is een laatste bus zonder eindpunt
de dronkaards reizen per droom

uit landschap en wreedheden keer ik terug
door de draaideur der seizoenen
in een kamer waar het sneeuwt
vind ik speelgoed uit mijn kinderjaren
en verborgen kerven op de veer van de klok

 

 

REBEL

schaduw die zich inlikt bij het licht
gaat mij voor als ik mijn weg zoek
tussen de populier die melk drinkt
en de vos die bloed drinkt
zoals een verdrag zijn weg zoekt
tussen vrede en samenzwering

een stoel met een overjas om zit
in het oosten, de zon is zijn hoofd
hij opent het wolkendek en zegt:
dit is het einde der geschiedenis
de goden zijn afgetreden, de tempel is op slot
jij bent niets dan een
beeldschrift dat zijn stem kwijt is

 

 

AANTEKENINGEN BIJ HET LEZEN

verboden bloemen
zijn het voedsel der geschiedenis

onder een hemel van paarlemoer
dromen vlinders van papier
van een stam van stenen

de rode vlag in mijn borst
stuurt mij naar voren
ik ben een koning of een pion
zijn schaduw, ik verhul –

een sneeuwstorm op een andere oever
verstoort van een andere dynastie
de hartstocht

de vijftigste generatie ratten
zwaait de lange zweep

 

 

VADERLAND

het meisje onder de zwarte paraplu
zwaait als de klepel van een klok
stilletjes sluip ik het bos in
als ik een geluid hoor kijk ik om
het hert is al verdwenen

maanlicht bestrijkt
de ruwe winter met vernis
onder de spleten in de houten vloer
woedt rusteloos het zeewater
ik ben bezig de door mij
in jou herstelde waardigheid
vaarwel te zeggen

 

 

OOGST

een mug
vergroot de maten van de nacht
met bij zich een druppel
van mijn bloed

ik ben een door de maten van de nacht
verkleinde mug
met bij mij een druppel
bloed van de nacht

ik ben een mateloze
cirkelende nacht
met bij mij een druppel
bloed van de hemel

 

 

ONGENEESLIJK ZIEK

in een niet-zijnde spiegel verliezen de sterren hun zuiverheid
uit de mond van het stenen beeld komt een vreeswekkend orakel

vier ijzeren hamers slaan om beurten op de tong van de nieuwe eeuw
een doodgewoon woord heeft een bosbrand veroorzaakt

twee tijgers bedrijven de liefde op de vijandelijke grens
de zon rolt van de persen en schudt de oceaan, verhuisd naar het toneel

een afschuwelijk klimaat belegert een raam dat geen tijd heeft
de macht brengt op rode vodden de winter door

een geschiedenis-aanbidder raakt van opwinding in coma
het dromende lege bed begint met negenennegentig veren te spreken

 

 

BEELD VAN HET OOSTEN

het stalen mes in de wind buitelt lenig
het vee op de dam is spoorloos
de bomen buigen samen voor de winter
hun groen is aan het leger verhuurd
als hun takken tot grote schepen worden vermaakt
treedt het water buiten zijn oevers

een tijdperk van overvloed
fêteert zijn gasten
het koper klinkt, rijk vloeit de drank
beeld van het oosten op de bamboe stoel
is een zon die niet zakt
die blijft hangen boven de steenoven

de hemel, werk van ambachtslieden
stort neer als een vallende ster
minnaars slapen in de weerklank
bruggat tussen twee eeuwen
mensen met engelenmaskers
lopen boven over de brug

 

 

DIT OGENBLIK

grootse opmars
door een vernuftig tandwiel
tot staan gebracht

wie het buskruit uit de droom ontvangt
ontvangt ook het zout op de wonde
en de stem der goden
wat rest is slechts het laatste afscheid
laatste afscheid van de sneeuw
die glinstert in de nachtlucht

 

 

TENTOONSTELLING

langs de rand van de akker
staan de bulldozers in gesloten formatie
mijn witte jasje
cirkelt door de schopvormige hemel
mijn door koplampen beschenen hoofd
zoekt zijn weg door een gedroomde galerie
vijftig landkaarten
allemaal hetzelfde

 

 

VEROVERING

zich ‘s nachts voortplantende slakken
schitteren fel en dringen op
naar de voorsteden van het mensdom
op het spandoek over de afgrond staat:
de toekomst hoort jullie toe

lang slapeloze rots
en water zijn het zwijgend eens
de stem van de gids draagt ver:
hier heeft de vijand gezeten

de jongeling komt hinkend aan
snelt hinkend af op de waker bij de pas:
een vierkante maan

 

 

VERTROUWEN

waar ben jij
waar is de zeestraat van de rozen
waar is de weg door de vlammen
waar is de bergtop die zijn eed vergeet
waar is de parel die zich als een oester sluit
waar is het carnaval vóór de jongste dag
waar is de ongeluksster op de vlag
waar is het midden van de mist
waar ben jij
waar zijn wij

 

 

TWEEZIJDIGE SPIEGEL

in de spiegel zagen wij
lang vervlogen tijden:
een woud van zerken, de poten die overblijven
als de schrijftafel verbrand is
inkt in de lucht, nog niet opgedroogd

lawaai aan de andere kant van de spiegel:

de stijgende weg van de toekomst
is een kolossale glijbaan
vanaf de zetels der heiligen
gek van blijdschap
komen wij uit de spiegel ter aarde

en blijven daar voor eeuwig
toeschouwers in lang vervlogen tijden

 

 

VERZAMELING

het raam lijst de hemel in
de hemel hoort bij mijn verzameling

zwartrubberen bergketens
avond van de eeuw
de mens die de sterren namen geeft hoort
het snikken van de hoorn:
moeilijke metalen adem
in de omheining van de aarde
ziet een metalen baby het licht
op het open boek van het mensdom
schelden boerenhutten luid op de akkers
de waaier wordt ziek
de wind die de seizoenen uitpluist verdrinkt in zee
en stuwt honderdduizend lampionnen op
om de dode zielen bij te lichten op hun weg

het raam lijst mij in
ik hoor bij des hemels verzameling

 

 

ADVERTENTIE

de seringen stampen op een dageraad van zijde
mét de zijde stromen de boeren de markt op
in een klimaat van uitverkoop speelt de regen variaties
op een paraplu van theebladeren en laat de rekening achter
de pijn van de nacht, door de ogen van een varken vergroot
verandert in een enorme autoband en komt uit de tv gerold
naar de grote muur, naar zuid-afrika, naar babylon
de nieuwe dictator, gekozen door de kranten
groet met een armzwaai door de scheuren van de stad
keukenrook smeekt om oorlog en kruipt omhoog tot bij
de zon, nu opent de bloemenwinkel zijn deuren

 

 

UITGANG

bijna alle mensen
gooien stenen in mijn droom
mét het bronwater stijg ik op
hun dorst ontroert mij

als een alarm schrikt hij wakker
en lacht ons toe
de maan springt, met als valscherm de hemel
bij de nooduitgang van de nieuwe dag
blijkt zijn visum verlopen