‘Het futurisme kon slechts ontstaan in Italië (…) waar alleen het verleden actueel is’ grapte een hoogbejaarde Palazzeschi, zeker wetend dat – sinds een Nieuwe Avantgarde in de jaren ’60 de leien had gesponst en de oude vernieuwers uit de ijskast had gehaald (Italië’s Rodenko heet Sanguineti) – bij elke lezer toen, net als nu, 20 februari 1909 in het geheugen stond gegrift: het Manifeste initiale du Futurisme verschijnt in Le Figaro. Niet dus in Italië. Filippo Tommaso marinetti (1876-1944), initiator en onvervangbare leidsman, had na een hoofdzakelijk Franse scholing eerst in het Frans gepubliceerd, meest in Parijs, en wist zich dus wereldburger.

Zijn avantgarde zou gans de aarde en de hemel veroveren, strijd leverend op alle fronten, geldigheid verwervend voor elke kunstvorm, voor heel de maatschappij ook, want cultuur = politiek. Dat men modern dient te wezen was inmiddels een traditioneel gebod, dat aan het eind van de oude eeuw slechts een nieuwe generate klassieken had voortgebracht. Het modernisme moest in de absolute superlatief: de brand erin! trotyl onder het Louvre! wij poëten profetisch bandeloos het heelal in! Onze Pegasus zij de automobiel, de vliegmachine, onze muzenbron de elektriciteit. En grote schoonmaak! Hygiënische oorlog!

De verbinding met de beeldende kunsten was vanzelfsprekend. Net zoals een kubist het perspectief liet exploderen, kon een futuristisch dichter de syntaxis opblazen. Van globalisering kwam het niet. Heel wat jonge, meest Parijse, Russische schilders en dichters namen de geuzennaam over, maar hielden de profeet van het eerste uur op afstand. Overigens zijn de typische kenmerken van de nieuwlichterij – kalligram, ‘ritmische’ typografie, katalogusgedicht, collage, obsessie van moderne techniek, eliminatie van het lyrisch ik, objectivering – onder andere etiketten (kubisme, Dada, expressionisme, surrealisme) gecodificeerd.

Dat het futurisme slechts een provinciale tak bleef van de Europese avantgarde, had vooral politieke oorzaken. Van meet af aan waren Marinetti c.s. niet slechts in abstracto oorlogszuchtig, maar ook politiek actieve militaristen, in Italië uiteraard. Luidruchtig steunden zij de koloniale overweldiging van Lybië, en later, in ’14, de agitatie tot deelname aan de Grote Oorlog. Dat nadien de meesten van hen vol overtuiging voor het fascisme kozen, kon geen verbazing wekken. In de rest van Europa belandde de avantgarde meest te linker zijde.

Om het kort te houden beperk ik me nu tot de kleine bloemlezing hierna. In de twee gedichten van Marinetti herkenne de Nederlandse lezer bronnen van onze Van Ostaijen (zie Borgers’ documentatie) en Bonset. Luciano folgore (1888-1966) deed het net zo, zoals hij in latere jaren zou overleven met ettelijke bundels parodieën, en met vrij braaf eigen werk, dat soms lijkt op imitatie van persoonlijke poëzie die hij niet aandorst.

Had maarschalk Marinetti zijn hoofdkwartier in Milaan, modern, militant, Florence bleef de klassieke culturele hoofdstad. Daar viel voor culturele stoottroepen ook heel wat af te knokken. Van die avantgarde maakte Ardengo soffici (1879-1964) deel uit. Waarschijnlijk moet hij als schilder en kunstcriticus hoger worden ingeschat, maar zijn picturale poëzie blijft onverbleekt fris. Zijn proza van latere jaren zou hoogst autobiografisch zijn. Ook zijn vroege gedichten vinden de kleine wonderen in eigen omgeving, het Parijse atelier of het artiestencafé in Florence.

O, hoe graag had Dino campana (1885-1932) daar in ’14 aansluiting gevonden bij die deftige dichters! Hij had een bundel, die door Soffici genadiglijk in ontvangst werd genomen en kwijtgemaakt. Maar Dino oogde sjofel, was bepaald niet een van ons soort mensen. Na een moeilijke puberteit had hij gereisd, onder meer op de wilde vaart naar Zuid-Amerika. Al enige jaren was hij ziek van lijf en leden, ook door de drank. Zijn Orfische Zangen zijn hallucinerend. Hij was te modern voor de nieuwlichters. En voor de politie en het ouderlijk en rechterlijk gezag. In ’17 werd hij opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis waar hij zou overlijden.

Aldo palazzeschi (1885-1974) genoot een opleiding tot boekhouder en toneelspeler toen hij in Florence zijn eerste verzen liet drukken, ook onder het impressum van de poes des huizes. Die gekke futuristen lagen hem wel, want poëzie = spel. De vriendschap was van korte duur. Hun militante oorlogszucht was weerzinwekkend en humorloos. Decennia lang leed hij er niet onder dat hij doorging voor een dichter van ‘light verse’, een genre dat in Italië springlevend is, maar niet zwart op wit. Hij heeft alsnog veel erkenning gekregen. Men moest hem horen grinniken dat het futurisme actueel is, want verleden tijd.