Luciferkop van liezen
spijkerkop in vacht
leegte jeuk van leegte
het bloed daarvan
is de kracht daarvan is
de rinnende levensadem is o de
zoete snee dat het wrongelriet
zijn zonheet vocht verstrome het enige godenbloed het enige wat volop besta steeg-echoënde
dubbel ritmische kost dewelke in onheugelijke tijden mijn rug
al het andere toekeerde de zorg daarvan het zaad waarvan
in nood-stollende snoeren van plaatjes
ik oplos met provocerend speeksel
dat de occulte klop der bulten overbluft.
O één teug van heerlijkheid mij toebedeeld –
lege jaren grasgreep
zon schraalte regen
schild tegen dat al