I

De vooroude stenen van Caillois vragen om a en o

en halen verhalen van ver

de stenen die de Asse te lezen geeft

spreken niet eens voor zich

een grijze stroom van nullen en enen

Gevraagd naar de naam

wordt het a gekaatst zonder weerga

sta en ga

en zeg mij na: hier is geen Ka

Hier slaat kaalte toe

hier is het niets elk jaar anders

niet alleen het water het heldere troebele water

maar zelfs de regels van de loop telkens

wanneer de rivier zich herschrijft

de bedding doorkruist

zonodig uitwijkt in diagonale halen

in het duister tast

in blind blinkend spiegelschrift

daar past een leesteken (geen punt) nu

een steen

voor de een talloos vele, andere telkens

als een vraag zonder taal of teken weerkeert

II

Wat een zwerven ging voorbij

voordat deze afgeronde hartsteen

bij mij in de hand

sprong

Uit liet verband van de velen

verwijdering vertaald heet verraad

zegt het ongeschreven

verbond voor immer

op

Het einde verbuigt

blind begin tot een ring

van rook in een kringloop

de weg andermaal afgedwaald

zoals ook het oog keert

in de klik van een dif-

tong klinkklaar

door de klak bevrijd

uit de keel gesneden ca-

mee

0 wat oogt de kei verraderlijk

zacht kloppend

in de hand