Met ogen die geen ogen zijn
ziet de steen ons
in zichzelf gesedimenteerd
heeft hij een ander houvast dan wij.
Maar
zijn onrust is niet minder dan de onze.
Net als wij overwintert hij en vindt nieuwe zomers
zijn lichaam veroudert voortdurend
maar of het om één jaar gaat of duizend telt minder.
 
Tenslotte
verwordt hij tot niets dan een oog
tenslotte
verwordt hij tot niets dan een oog in ontbinding.
 
Met mijn oog zoek ik het oog van de steen
met mijn tong zoek ik de tong van de steen
oren zoeken oren
maar komen elkaar niet nader.
 
Stilte zal tegen stilte tekeergaan.
 
Pas wanneer onze bloedvlekken zo oeroud zijn als die van de steen
en niets dan vergetelheid rest
en onze oorschelpen gelijk aan die van de steen zijn
zal er een natuurlijke stilstand ontstaan.
 
Maar toch zal opgehitste stilte
tegen stilte tekeergaan.