De denkwereld en het oeuvre van Albert Camus zijn in de eerste plaats gekenmerkt door de neiging te getuigen van zijn tijd en dus van de levensomstandigheden van zijn tijdgenoten. Hierin ligt zeker een van de motieven die hem tot de journalistiek hebben gebracht. Wat is immers een betere manier van getuigen dan de journalistiek. Tussen 1938 en 1940 publiceerde hij een honderdtal artikelen, waaronder de beroemde reportagereeks ‘Misère de la Kabylie’, over de hongersnood van de plattelandsbevolking, in de kolommen van Alger républicain en later die van de Soir républicain.

 

Maar de journalist van Alger républicain is midden jaren dertig al een intellectueel met een solide reputatie. Hij heeft zijn Carnets (1935) al gepubliceerd, L’Envers et l’Endroit in 1937 en Noces in 1939. In dat vroege werk zijn de eigen waarneming en de eigen ervaring overheersende elementen. ‘Ik moet getuigen,’ zegt hij met nadruk in de Carnets.

Toch richt hij zich tot de lezer door middel van de emotie, het ritme en de beelden, reeds vanaf L’Envers et l’endroit, waarin autobiografie en symboliek al innig met elkaar verweven zijn. Noces accentueert die lyrische inslag nog sterker en legt de basis voor een schrijverschap dat uiteindelijk met de Nobelprijs zal worden bekroond. In dat essay laat zich voor het eerst de reeks arrangementen horen waarvoor Camus een concertzaal heeft gekozen die uniek is in de wereld. De kust in de omgeving van Tipaza heeft zijn gelijke niet als het gaat om de orchestratie van een partituur waarin de zon, de zee en de aarde optreden als adembenemende virtuozen. Tipaza ligt 70 km ten westen van Algiers. Als de reiziger die laatste stad verlaat, heeft hij al bij de eerste richtingaanwijzers op het traject, tussen ronde heuvels en weelderig groene wegen door de dalen en het blauw van de Middellandse Zee, onmiddellijk de neiging te gaan zingen.

 

De vervoering wordt verbijstering bij de nadering van de antieke stad (Tipaza is vijf of zes eeuwen voor Christus door de Feniciërs gesticht). De bergachtige hoogten nemen geleidelijk af tot lagere groene hellingen met overvloedig struikgewas of pijnboombossen, om uiteindelijk in luie bochten de omarming van de zee te bereiken. De natuur varieert de ontmoetingen van de Middellandse Zee met het Atlasgebergte van abrupte steile rotskusten tot sierlijk met bruine rotsblokken gedecoreerde inhammen of weidse stranden van fijn zand. Deze ontmoeting van de elementen zou niet zo verbijsterend zijn zonder de Algerijnse zon. Die schenkt met grote gulheid een licht waarvan de intensiteit de kracht van kleuren en vormen nog verhevigt. De matigende werking van het patina dat de tijd heeft aangebracht op de door de aanvallen van de golven geslepen rotsen, geeft het landschap een onwerkelijke dimensie. Het is dit landschap, met zijn sfeer van eeuwig doorgaande feestelijkheid die zelfs de winter niet kan onderbreken, waarvan Camus de plaats van handeling voor zijn fascinerende subjectieve waarnemingen heeft gemaakt. Hier bezingt hij ‘de glorie van het liefhebben zonder grenzen’. Hij is niet de enige die voor deze betovering is gevallen. Duizenden jonge Algerijnen, die voor het overgrote deel Noces niet zullen kennen, komen sinds twee of drie decennia naar deze plek. Voor even bevrijd van de strenge gedragsregels die hun worden opgelegd door een samenleving die kreunt onder het gewicht van haar tradities, zoeken de paartjes dicht naast elkaar de intimiteit in de anonieme menigte. De natuur biedt zelfs hun meest gewaagde liefdesspel een discrete schuilplaats. De golven liefkozen hun blote voeten, de rotsen kennen hun gekoer, de bomen hun kussen en de struiken hun zuchten van geluk. Ik weet niet of Camus toen hij Noces schreef had kunnen dromen van deze kortstondige wittebroodsweken van toekomstige generaties.

 

Noces is natuurlijk niet een essay dat uitsluitend over de liefde gaat. Betoverd door de kustlandschappen heeft Albert Camus bespiegelingen gewijd aan de waarheid, de waarheid van de zon (die in zijn hele oeuvre zeer aanwezig is), de waarheid van de zee. Hij heeft ook gedachten geformuleerd over het leven en de dood. En in Tipaza heeft is hij ook geconfronteerd met de geschiedenis. De stad uit de oudheid, Fenicisch, Romeins, Byzantijns, uiteindelijk een kleine badplaats geworden voor de Franse kolonisatoren, bevat een schat aan getuigenissen van het verleden, zoals de sliblagen in een rivierdal. De ene zware historische laag rust op de andere, en je hoeft maar te bukken, of je ogen dicht te doen en je oren te spitsen, om het tumult van het menselijk leven te ondergaan.

 

Het zijn de in Noces schetsmatig aangeduide thema’s die de schrijver in zijn hele latere werk, zowel toneelstukken als romans en verhalen, zal ontwikkelen – in een stroomversnelling die na zijn journalistieke werk in 1941 begint met de eerste, romantische en lyrische versie van Caligula.