Op de grote invalsweg naar de stad
wanneer de zon laag staat.
Het verkeer neemt toe, kruipt.
Het is een trage glinsterende draak.
Ik ben een van zijn schubben.
Plotseling staat de rode zon
recht voor de voorruit en
stroomt naar binnen.
Ik ben doorzichtig
en een schrift wordt zichtbaar
binnen in mij
woorden in onzichtbare inkt
opdoemend
wanneer het papier boven het vuur wordt gehouden!
Ik weet dat ik ver weg moet
dwars de stad door en daarna
verder, tot het tijd is om naar buiten
te gaan en lang in het bos rond te zwerven.
In het voetspoor van de das te lopen.
Het wordt donker, slecht zicht.
Daar, op het mos, liggen stenen.
Een van de stenen is kostbaar.
Hij kan alles veranderen
hij kan het donker doen oplichten.
Hij is een schakelaar voor het hele land.
Alles hangt van hem af.
Kijk naar hem, raak hem aan…