Het laatste nummer van deze jaargang is gewijd aan De moeilijkheid van het nee-zeggen.

Nee zeggen is een uitdrukking van protest. Op zich is neen een inhoudsloos, algemeen woord. Het kan tegen alles gericht zijn en met alles verbonden. Nee staat niet op zichzelf: het veronderstelt altijd een vraag, een voorstel, een bevel of een uitnodiging; het leidt tot niets, tot kennis al helemaal niet. Het is de uitdrukking van protest, maar soms ook van defaitisme, cynisme (en is dan misschien een verkapt ja), van scepticisme, minachting, gemakzucht, in één woord: de afwijzing zelve. Nee is ook het anarchistisch oerbeginsel. Niets is gemakkelijker dan systematisch nee te zeggen, tenzij er een orde bestaat die het nee afstraft; die (externe) moeilijkheden van het nee-zeggen vormen dan een sociale, juridische, politieke kwestie.

Ons gaat het, om te beginnen, niet om de effecten en repercussies van het nee, maar om de vraag van de neezegger: wat is ervoor nodig om nee te kúnnen zeggen? Tegen wat, waarom en waartoe?

Het lijkt eenvoudig wanneer iemand nee wil zeggen tegen de mode – hoewel, waar vind je andere schoenen? Hoe moeilijk is het de bestaande regels in de wetenschap te bekritiseren, het gangbare recht te contesteren, de algemeen geldende spreuken tegen te spreken? (Als de klok van de horlogemaker de enige in de stad is die gelijk loopt, wie heeft en wie krijgt er dan gelijk? Waar haalt hij het recht – de legitimiteit – voor zijn tijdrekening vandaan?)

De redactie wilde het begrip ruim houden: het nee opgevat als weigeren, zwijgen, traineren, uitstellen en omzeilen. Zij vroeg daarom een aantal schrijvers om een verhaal, gedicht, glosse of beschouwing over de moeilijkheid van het nee-zeggen. Zo ontstond een staalkaart van diverse mogelijke vormen die het nee kan aannemen.

Bij wijze van introductie op het thema opent dit nummer met een paar teksten rond de figuur van Bartleby, uit het gelijknamige verhaal van Herman Melville. De Spanjaard Enrique Vila-Matas heeft in zijn roman Bartleby & Co een hele reeks ‘familieleden’ opgevoerd, voornamelijk schrijvers die op een gegeven moment zwegen of nooit aan schrijven toekwamen. En Gilles Deleuze schreef een essay over de beroemde formule van Bartleby: I would prefer not to.

Van de Duitse theoloog en filosoof Klaus Heinrich, aan wiens boek Versuch über die Schwierigkeit nein zu sagen de titel van dit nummer werd ontleend, is er een beschouwing over Odysseus en Brechts meneer Keuner, die elk op hun eigen wijze met het nee worstelden.

Verder bevat dit nummer een portret in teksten van een meester van het tegenspreken: Günther Anders, en een ongepubliceerde lezing van Albert Camus uit 1954, waarin hij de positie van de kunstenaar in zijn tijd schetst en een duidelijk nee laat horen, zowel tegen ideologische dictaten als tegen de verleidingen van de markteconomie.