Wie artikelen over het symbolisme leest raakt al snel verstrikt in een taalgebruik al even wollig als het onderwerp. Schrijvers over esoterische zaken ontkomen kennelijk niet aan vaagheid. Waar al die schrijvers het over eens zijn is dat in het symbolisme het ‘transcendentale karakter’ tot het wezenskenmerk van deze literaire beweging behoort. De uitbeelding verwijst altijd naar iets dat buiten of boven die uitbeelding uitgaat, of het nu schilderkunst, muziek of poëzie betreft. Nu kun je natuurlijk gemakkelijk aantonen dat dat transcendentale karakter een kenmerk van vrijwel alle kunst is, waarmee de term symbolisme inhoudsloos zou zijn geworden. Wat bedoel ik zelf met transcendentaal karakter? Eenvoudigweg de som in een kunstwerk die meer is dan de delen. Je kunt een kunstwerk proberen tot op het bot te analyseren, als het een goed kunstwerk is geeft het zijn geheim niet prijs. Als ik het hierna over symbolisme heb, bedoel ik de literaire stroming die bij Baudelaire begint en zijn hoogtepunt bereikt in de poëzie van Mallarmé. De wereld voorbestemd om in een Boek uit te monden. Naar dit hooggestemde ideaal kon een gedicht slechts verwijzen. Nog in het begin van de twintigste eeuw is de invloed van het symbolisme overal merkbaar. Zelfs een kunstenaar als Mondriaan ging in al zijn strengheid en zucht naar zuivere verhoudingen en klare lijnen te rade bij esoterische geschriften. Het symbolisme als literaire beweging bracht de poëzie niet alleen in de sfeer van geheime genootschappen waar alleen ingewijden konden genieten van de vaak hermetische teksten, het leidde ook tot een hernieuwde belangstelling voor het Woord. Als ware alchemisten probeerde men via de combinatie van woorden toegang te krijgen tot het Goddelijke. Als beweging heeft het Franse symbolisme niet lang geduurd, maar zijn invloed op de poëzie die erna kwam en die ook wel postsymbolistisch genoemd werd, was vérstrekkend. Vrijwel alle dichters die aan het begin van de twintigste eeuw debuteerden namen in een of andere vorm stelling tegen het idee van een bovenaardse werkelijkheid.
Giuseppe Ungaretti (1888 -1970)
Eindelijk is er nu een ruime bloemlezing verschenen uit de bundels van deze Italiaanse dichter die in Nederland een stuk minder bekend is dan zijn collega Eugenio Montale. In De mooiste van Ungaretti vertaalde Salvatore Cantore vooral gedichten uit Ungaretti’s eerste en meest toegankelijke bundel L’Allegria waarin Ungaretti werk verzamelde dat hij in de periode 1914-1919 schreef en die pas in 1931 verscheen.
Ungaretti werd in Alexandrië geboren en bracht zijn jeugd aan de rand van de woestijn door. Dat landschap zou bepalend blijken voor zijn kale poëzie. Sommige gedichten ogen als restanten van een groter gedicht waarvan alleen nog enkele strofen boven het zand uitsteken. Hij studeerde in Egypte en van 1912 tot 1914 aan de Sorbonne in Parijs en kwam zo in contact met toonaangevende kunstenaars als Apollinaire en Picasso. In 1914 keerde hij naar Italië terug en werd kort daarna opgeroepen om als soldaat deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog. Zijn frontervaringen maakten korte metten met zijn laatste resten idealisme. De vertaling van de titel van zijn eerste bundel L’Allegria luidt ‘de vrolijkheid’ en kan alleen maar ironisch bedoeld zijn, al heeft het Italiaanse woord ook de bijbetekenis van ‘lichtvoetigheid’.
Tegen de bloemrijke poëzie van een dichter als d’Annunzio zette Ungaretti elliptische gedichten van een voor de Italiaanse literatuur ongekende soberheid. Dina Aristodemo zegt er in haar inleiding over: ‘Ungaretti vond immers dat de woorden opnieuw in lettergrepen gescandeerd moesten worden om hun oorspronkelijke ongereptheid terug te krijgen; de versregels zijn op die manier niet de traditioneel breed klinkende Italiaanse elflettergrepige verzen, maar vaak heel kort, als waren ze afgebroken.’ Ungaretti zelf gaf in 1963 een praktische verklaring voor de kortheid van zijn gedichten in zijn eerste bundel. ‘De oorlog openbaarde mij mijn taal. Dat wil zeggen, ik moest snel spreken omdat de tijd beperkt was… Ik moest in een paar woorden een buitengewone intensiteit aan betekenis tot uitdrukking brengen. ’
Het eerste vertaalde gedicht uit de bundel kan nog als een verwijzing naar de symbolistische idealen worden gelezen:
EEUWIG
Tussen een geplukte bloem en een andere gegeven
het onzegbare niets.
In het daarop volgende gedicht put Ungaretti uit een heel ander vaatje :
VERVELING
Ook deze nacht zal voorbijgaan
Deze eenzaamheid rondom
aarzelende schaduw van tramdraden
op het vochtige asfalt
Ik kijk naar de hoofden van de koetsiers
die tussen waken en dromen
op en neer wiegen.
Dat gedicht deed me denken aan een vroeg gedicht van Ezra Pound:
IN A STATION OF THE METRO
The apparition of these faces in the crowd;
Petals on a wet, black bough.
Toen Pound dat schreef was hij een aanhanger van het imagisme dat de poëzie wilde terugbrengen tot het tegenover elkaar plaatsen van schijnbaar ver uiteen liggende beelden uit de werkelijkheid en dat zelf weer schatplichtig was aan de Japanse haiku-traditie. Geen persoonlijke ontboezemingen, maar een beeldende poëzie die de maker maskeerde.
Ik weet niet of Ungaretti door het imagisme van Pound en consorten werd beïnvloed, een feit is dat zijn gedichten uit l’Allegria er sterk aan doen denken.
MEINACHT
Lichtkransen
legt de hemel om het hoofd
van de minaretten
In sommige gedichten komt hij terug op zijn oorlogservaringen, zoals in het prachtige:
BROEDERS
Mariano, 15 juli 1916
Bij welk regiment horen jullie
broeders?
Rillend woord
in de nacht
Net geboren blad
In de smachtende lucht
het onwillekeurig verzet
van de man aanwezig bij zijn
broosheid
Broeders
Gaandeweg de bundel verandert de toonzetting van de gedichten, ze krijgen iets smekends, alsof Ungaretti begon te twijfelen aan zijn uitgangspunten; het ‘onzegbare niets’ maakt plaats voor ‘het beloofde land’, een bundel die hij in 1950 zou publiceren en die niet voor niets werd vertaald – geannexeerd is hier misschien een beter woord – door de Duitse dichter Paul Celan. Verlossing door het gedicht proberen terug te schrijven naar zijn kiemcel.
AFSCHEID
Locvizza, 2 oktober 1916
Geachte
Ettore Serra
dichtkunst
is de wereld de mensheid
het eigen leven
opgebloeid uit het woord
het loutere wonder
van een uitzinnig ferment
Wanneer ik
hier in mijn zwijgen
een woord vind
is het uitgehouwen in mijn leven
als een afgrond
In 1928 keert Ungaretti terug tot het geloof van zijn jeugd, het katholicisme. Een bestudering van de barok speelt daarin een grote rol. Ungaretti ziet in de versierdrift van de barok een onderliggende angst voor de leegte, die een angst is voor de afwezigheid van God, de goddelijke afwezigheid zoals hij die zelf noemt en die hij in zijn jeugd ervaren moet hebben toen hij tussen twee leegtes in woonde: de zee en de woestijn. Het idee van een goddeloos universum waarin de aarde met haar bewoners ronddraait zonder ook maar met iets of iemand contact te kunnen maken moet hem een gruwel zijn geweest. Vanaf dat moment bekeert hij zich gaandeweg opnieuw tot het symbolisme. Zijn gedichten blijven kort en kernachtig, maar hebben duidelijk een steeds metafysischer, naar binnen gekeerd karakter. Als hij in 1948 zijn Mallarmé-vertalingen publiceert is de cirkel rond, Ungaretti is weer symbolist. Ieder gedicht is voortaan een reactie op het goddelijke zwijgen.
Als een terzijde: voordat hij van 1936 tot 1942 professor Italiaanse literatuur was geweest aan de universiteit van Sao Paolo, een ongelukkige periode uit zijn leven omdat zijn zoon Antonietto daar op negenjarige leeftijd overleed, werkte hij enige tijd als journalist buitenland voor een Italiaanse krant, de ‘Gazetta del Popolo’. Als verslaggever bezocht hij zo in 1933 zowel Nederland als België. Het ondervolgende gedicht, gedateerd ‘Amsterdam, maart 1933’ moet welhaast door Durgerdam of Schellingwoude, onder de rook van Amsterdam, zijn geïnspireerd.
ACHTER
Achter de huisjes is het haventje
Met de schuitjes op het punt om weg te glijden
In langgerekte vaarten van spiegels,
En een zeil, reusachtige vlinder,
Heeft het gras weggemaaid en, achter de huisjes,
Gaan mensen, vervlochten met de wilgen,
In de fuiken openen zich ogen, gaan…