Als de tirannie historisch gezien een uitzondering was, is de dictatuur een aan strikte regels gebonden uitzondering, althans bij de Romeinen. De hoofden ervan, de tiran en de dictator, doen vandaag de dag atavistisch aan, de woorden althans. Op de dag dat wij dit schrijven meldt ‘onze correspondent’ dat de Oezbeekse alleenheerser Islam Karimov met 90 procent een referendum gewonnen heeft dat de weg vrijmaakt voor een presidentschap-voor-het-leven. Het parlement dat het referendum had uitgeschreven, betoogde dat het ‘logisch correct’ was en bovendien ‘wetenschappelijk bewezen’ dat een langere ambtstermijn de democratie en de ‘effectiviteit van het bestuur’ zouden bevorderen. Karimov, sinds 1989 aan het bewind, bevestigt dat: ‘In zekere stadia van een historisch veranderingsproces heb je figuren nodig met een sterke wil. Soms moet je autoritaire methodes gebruiken.’ Het volk is het daarmee eens, getuige een gepensioneerde onderwijzer: ‘Je hoeft alleen maar op de wereldkaart te kijken: wij zijn het enige land dat in vrede leeft. Veel dank daarvoor aan onze leider.’

In dit nummer worden niet alle tirannen en dictatoren die het op dit moment in diverse landen voor het zeggen hebben, geportretteerd, evenmin wordt theoretisch uiteengezet wat dictatuur is. Dat er tussen literatuur en politieke theorie nooit veel grensverkeer is geweest, heeft voor geen van beide werelden een groot gemis betekend, dat wil niet zeggen dat er geen raakvlakken zijn. De redactie heeft zich in dit nummer beperkt tot de papieren dictatoren en presenteert de tiran hier voornamelijk als retorische figuur, in dubbele zin: als gedachte-figuur – hoofdpersoon van een bepaald type roman – en als politiek kopstuk dat van praatjes aan elkaar hangt. Als werkhypothese zijn we in dit nummer uitgegaan van het bestaan van een literair genre, de dictator-roman.

In een dictator-roman is de alleenheerser hoofdpersoon, meestal is het een dictator in zijn nadagen, als hij niet al dood is heeft hij zichzelf overleefd; hoe kleiner het rijk waarover hij gebiedt hoe groter zijn aanspraken. Niet toevallig wordt de dictator vaak sprekend opgevoerd en meet hij zijn almachtsfantasieën even lang en breed uit als hij meent dat ook zijn feitelijke macht strekt. Een dictator-roman biedt een zelfportret, hoe de machthebber zichzelf ziet én hoe hij gezien wil worden. Daartoe zet hij zichzelf in scène: zijn land als zijn toneel, zijn onderdanen als zijn figuranten, en uiteraard is hij zelf de hoofdrolspeler, tevens auteur, regisseur, souffleur; en als het kan zit hij ook nog op de eerste rij. Hij toont zichzelf als de belichaming van volk en staat; hij weet beter dan welke onderdaan ook wat het beste voor zijn land is. Dictatoren zijn vaak rijk, maar ook rijk aan goede bedoelingen.

Aan ideeën van anderen heeft de dictator het land, juist als hij een verlicht despoot is, vandaar dat hij doorgaans de intellectueel of de schrijver als erfvijand heeft. In de twee hier vertaalde grote fragmenten uit dictator-romans, Ik, de Allerhoogste van Augusto Roa Bastos en Banket in Blitwa van Miroslav Krleža, allebei de romans zijn nooit vertaald, vormt het duel tussen politicus en schrijver zelfs de kern van de boeken. In beide romans maakt de dictator zijn naam waar: hij dicteert.

Een deel van dit nummer is gereserveerd voor een reeks monologen van een tiranniek wezen. In haar uitnodiging aan een aantal schrijvers formuleerde de redactie het aldus: het mag een tiran in alle soorten of maten zijn – een miniatuur, satire of groteske (wetend dat de dictator voor een realistisch portret te groot is, is de miniatuur of satire, de verkleining of uitvergroting, wellicht het enige middel om de dictator ten tonele te voeren). Een tiran, een dictator in het groot of in het klein, van tsaar tot huistiran, van beul tot voetbaltrainer, van keizer tot dirigent, van kampcommandant tot beheerder van een kinderboerderij, van Catharina tot hoofdverpleegster, van Juffrouw Kachel tot Wilhelmina, van personeelschef tot Pol Pot – vul verder maar in. Iemand kan bvb een redevoering schrijven voor Sylvia Thót wanneer zij een nieuwe bezuinigingsronde of collectief ontslag moet verkopen…

Uit het bericht van onze correspondent blijkt dat de dictator een taai stuk ongerief is, een noodzakelijk kwaad – zoals men zijn rol nog wel eens wil goedpraten. Maar waar een absolute vorst troont is er ook een hof en zijn er onderdanen. Over hen vertelt de wetenschap het volgende: Haringen hebben geen leider, ieder richt zich bliksemsnel naar zijn buurman. Wanneer een haring iets te eten ziet vergeet hij op slag alle anderen en schiet doelgericht op zijn buit af. Deze vastberadenheid doet de anderen volgen. Maar de abrupte koerswisseling hoeft niet altijd een reëel doel te hebben. Wetenschappers verwijderden bij een haring het socialisatiecentrum uit zijn hersenen en zetten de hersenbeschadigde terug in de school. Hij zwom willekeurig alle kanten uit, maar zó vastberaden dat de andere vissen onder de indruk waren en hem overal volgden, hoe idioot zijn zigzagbewegingen ook waren. Zo promoveerde de geamputeerde tot een door de schepping helemaal niet voorziene permanente aanvoerder.