1. Plume ontvouwd

2. Plume, een pennestreek

3. Plume volgens en buiten het boekje

4. Plume kent geen rust

Het is voldoende om voor jezelf het besef te hebben bewaard dat je in een wereld van raadsels leeft, waarop je ook maar het beste in raad­sels op kunt antwoorden, schreef Michaux in Aventures de lignes (voorwoord bij het werk van Will Grohmann over Paul Klee). De kunst is het die raadsels eerst weer te ontdekken, ze moeten immers opgegraven worden van onder de ruïnes van de bewoonde wereld. Fantasie is daarom voor Michaux niet de uitdrukking of weergave van innerlijke beelden, geen scheppen uit een overdaad, geen toevoeging van iets nieuws, maar ontdekking van iets dat verborgen (gehouden) is, zin in verandering, honger naar zin die de vorm van vraatzucht kan aannemen, in elk geval gevoed wordt door woede (Waarlijk, hij die de woede niet kent, weet niets. Hij kent het onmiddellijke niet-‘Bewe­gingen van het innerlijk wezen’ in Plume); de verbeeldingskracht is de beweging van de leegte: Mijn leegte is een groot verslinder, groot vermaler, groot vernietiger. Alles stelt Michaux in het werk om de gewone dingen – of liever: de door gewoontevorming aan het oog onttrokken dingen – raadselachtig te maken, al moet hij daarvoor hemel en aarde bewegen, en dat doet hij ook, zonder ophouden. Zijn fantasiewerel­den bevinden zich niet elders maar zijn als tegen-werelden nauw met de gewone wereld verbonden; hardnekkig schaduwen ze de vertrouw­de vormen en betekenissen en het resultaat van de paranoïde blik is een vertekende werkelijkheid. Het zijn geen andere maar veranderde situaties. Net als Plume haast Michaux zich van de ene situatie naar de andere – lees: van de ene metamorfose naar de andere – en stort zich steeds weer in nieuwe avonturen, bij voorkeur die op de vierkante mil­limeter, onder het vergrootglas van een wantrouwen dat hem, zoals hij al in een van zijn eerste teksten te kennen gaf, nooit rust gunt.

Ik kan niet uitrusten, mijn leven is een en al slapeloosheid, ik werk niet, ik slaap niet, ik doe aan slapeloosheid, de ene keer ligt mijn li­chaam te slapen en blijft daarboven mijn geest wakker, de andere keer slaapt mijn geest boven en waakt mijn lichaam, maar nooit is mij slaap vergund, mijn wervelkolom heeft zijn eigen waakvlam die niet te do­ven valt. Is het wellicht de waakzaamheid die me wakker houdt, want ik zoek, ik zoek en ik zoek, want het doet er niet toe wat het is, overal heb ik kans te vinden wat ik zoek, omdat ik niet weet wat ik zoek. (Qui je fus)

Alleen al aan de titels zijn de tracé’s af te lezen die in het werk beschre­ven worden: Entre centre et absence; Lointain intérieur; Ailleurs; Lieux inexprimables; Passages; Mouvements; La vie dans lesplis; Mo-ments; Par la voie des rythmes; Aventures de lignes; Coups d’arrêt; Chemins cherchés, chemins perdus, transgressions; Les commencements; Déplacements, dégagements; Affrontements

Beweging: hollen en stilstaan. Verschijningen: fantomen.

situaties

De situatie was volop in beroering. Mijn gemoed bleef onbewogen. Hoe konden die twee in overeenstemming worden gebracht?

Toen veranderde de situatie.

Er trad stolling op en er werd tot stolling opgeroepen.

Ook daar onverenigbaarheid tussen ons. Mijn kern is hard, ik wil graag dat hij hard is. Toch vervolgt het leven zijn onverbiddelijke weg, recht en ordelijk.

Toen ontstond er een situatie met toefjes (en bloemen). Dat zinde me al evenmin en nog steeds verstreek de tijd.

Ten slotte, toen die perioden eenmaal voorbij waren en nog heel wat andere die volgden, deed zich een situatie voor en daarin heerste rust.

Maar aangezien al sinds geruime tijd iedere kalmte uit mij verdwe­nen was en ik nu aarzelde en opgewonden was, herkende ik haar niet, of zag haar voor een oude kennis aan waarbij je weet dat iets niet in de haak is.

Zo was het alsof de situatie zich niet had voorgedaan en zij verdween op haar beurt voordat ik me hecht met haar verbonden had.

(Apparitions, in: La vie dans les plis)

Op het eerste gezicht is Plume het slachtoffer van situaties. Maar wat hem overkomt, gebeurt minder zijns ondanks als wel dank zij hem – hij doet het erom, zijn passieve of verstrooide houding vraagt erom. Het toeval krijgt daardoor de vrije loop en de dingen krijgen alle kans – en die nemen ze ook waar. De avonturen (mésaventures) van Plume zijn gedachtenexperimenten. Moeilijkheden – zo heet niet toevallig een se­rie in Plume – worden uitgelokt, ze dienen om het denken onder druk te zetten, het te concentreren en het te prikkelen tot improvisaties of te dwingen tot omwegen, dat alles om te bereiken dat het normale den­ken in de orde van ‘handelen’ en ‘manoeuvreren’ een ander denken doorlaat dat autonomer en sneller werkt, zonder bindingen met de ge­bruikelijke preoccupaties van de persoon in kwestie. Kortom, Michaux lijkt meer geïnteresseerd in het kennen en beschrijven van de mechanismen van het innerlijk, de mentale beweegredenen, dan in be­schrijvingen van beelden en verbeeldingen; vandaar ook de haast, het fragmentarische en het wisselen van genre. Vandaar ook dat het hem minder om beelden te doen is dan om een beeldende taal, een taal met handen en voeten, ogen en oren, en vooral een snuffeltaal met een speurneus. Een taal die op zoek gaat in de plooien van het leven (zoals de titel van de bundel luidt waarin de fabelachtige serie Verschijningen is opgenomen).

5. Plume als proefpersoon

6. Plume’s verknochtheid aan de tegenstander

7. Michaux z’n eigen Plume: ‘The system of dr. Tarr and prof. Fether’