Het idee voor dit nummer ontstond in een zomernacht, toen een van de redacteuren in de provincie O., op enkele kilometers van het stadje Z., naar het uitspansel keek. Of liever: dat probeerde. In plaats van majestueus flonkerende sterren tegen een intens zwarte achtergrond, zo veelvuldig bezongen vanaf de oudste poëzie, was een grijzig laken met wat lichte puntjes te zien. Ook hier, diep in de provincie, bleek de nacht aangevreten door opstralend licht van huiskamers, lantaarns, waaklampen, koplampen, rijdende treinen, zich in de richting van Z. verdichtend tot een rosse gloed die alle diepte aan de hemel ontnam. In Nederland is het enkel in een verduisterde kamer nog donker. Het is een mooie metafoor: de beschaving verdringt niet alleen figuurlijk het Duister, maar ook in de meest letterlijke zin. De volheid van de zwangere nacht dreigt te verworden tot een – hooguit hinderlijke – schemer.

Dit nummer moest zoveel worden als een rehabilitatie van het duister – en is het niet geworden. Het duister bleek angstwekkend diep. Steeds nieuwe gezichtspunten dienden zich aan, beoogde medewerkers kwamen en gingen, teksten drongen zich op of bleven hardnekkig onvindbaar (de speurtocht naar Darkness as a Metaphor, een boek (?) door iemand(?) ooit (?) gezien, leidde tot de conclusie dat het hoogstwaarschijnlijk nog geschreven moet worden). Uiteindelijk is gekozen voor een tweedeling: een aantal bijdragen in dit nummer gaat over (letterlijk) duisternis, van Nederland bij nacht tot aan de Onderwereld van Claudius Claudianus, en een aantal andere over duisterheid. Literaire duisternis: duister in overdrachtelijke zin. Voor en tegen afwegend, is het goed Mallarmé’s bon mot in gedachten te houden dat de bezigheid van schrijven niets anders behelst dan zwart op wit te zetten.

Tussen deze blokken is een verhaal geplaatst van Sheridan Le Fanu, grootmeester van de ‘gothic story’, de verhaaltrant die speelt met de veronderstelde verschrikkingen van het duister, en dat heel toepasselijk de (historische) schilder Godfried Schalcken tot onderwerp heeft, bekend om zijn nachttaferelen. Lezing van zijn verhaal doet die taferelen iets van hun schijnbare onschuld verliezen. Ze worden duisterder – de macht van de literatuur.