A bright array of city lights as far as I can see

The Great White Way shines through the night for lonely guys like me

The cabarets and honky tonks, their flashing signs invite

A broken heart to lose itself in the glow of city lights.

 

Lights that say ‘Forget her name in a glass of sherry wine’

Lights that offer other girls for empty hearts like mine

They paint a pretty picture of a world that’s gay and bright

But it’s just a mask for loneliness behind those city lights.

 

The world was dark and God made stars to brighten up the night But God who put

the stars above I don’t believe made those lights

For it’s just a place for men to cry when things don’t turn out right

Just a place to run away and hide behind those city lights.

 

Lights that say ‘Forget her love in a different atmosphere’

Lights that lure are nothing but a masquerade for tears

They paint a pretty picture but my arms can’t hold them tight

And I just can’t say ‘I love you’ to a street of city lights.

 

Ray Price (Country & Western-liedje, 1958)

 

Voor de zonde moet je in Amerika zijn, waar driekwart van de inwoners buiten de grote steden woont. En daar, in het duister, kwaadspreekt van het licht van Las Vegas, those City lights.

Licht is theater, schone schijn. Verleidelijk, niets verbergend.

Maar wie ook het licht stal van de goden, zijn schaduw verliet hem niet.

 

Er zijn al verlichte, krullende schrijfletters in de stad verschenen, met het woord croquetten, maar aan de gevel van bakkerij H.Vervat, Zonnebloemstraat, hoek Laan van Meerdervoort zie ik voor het eerst de lichtlijnen waaruit een nachtgevel wordt opgetrokken.

Niet alleen aan de pui van de bakkerij. Vervat had zijn neon–lijnen zelfs door-getrokken tot boven de garage, waardoor na zonsondergang een heel groot gebouw verrees op de plaats van de bescheiden daagse bakkerij.

 

Dit eindigt bij het reuzenbierglas op het Leidseplein. Dat steeds weer volgetapt wordt tot het overstroomt, waarna het dooft en weer wordt volgetapt.

Parijs in ’t klein.

Om het meesterschap over de duisternis te vieren.

 

Kerstdagen.

Mijn grootvader – ouderling van de Nederlands Hervormde kerk – leest uit de bijbel over de wederkomst van het licht.

Zou het?

Ik lig op het logeerkamertje boven de vestibule. Ver van de volwassenen. De deur staat niet op een kier.

Er is een andere kier, die tussen de twee gordijnhelften. Buiten ligt de Frankenslag in Den Haag, hoek Statenlaan. Het wachten is op de volgende auto.

De koplampen van de volgende auto werpen van ver al een betoverend schijnsel door de kier. Ze projecteren verschuivende lichtbundels in hallucinerende patronen op het plafond en de tegenoverliggende muur.

Dan is het weer donker.

Een donker dat ademt en ruikt naar koperpoets.

Ik ga de trap af, tel de treden maar vergis me. Even zweef ik. Sta stil en luister.

Struikel dan terug de treden op.

Er moet licht komen.

Ik wrijf in mijn ogen tot het opgloeit.

 

In de jongenswereld achter de duinen wordt de geschiedenis van de mensheid eindeloos herhaald. Van het zoeken van voedsel tot het vinden van schuilplaatsen. Van het maken van vlotten tot stammenstrijd.

Ik was de vuurman. Nog zou ik ‘s ochtends een vuurtje kunnen aanleggen, het ontsteken met niet meer dan één lucifer en het dan zo afdekken met droge bosgrond dat het ’s avonds nog smeulde, zodat je het met een zucht weer kon aanblazen.

Vuur is warmte, maar ook licht. De schaduwkant, de rugkant is donker, koud en vol gevaar. Van daar kun je elk moment besprongen worden.

Gekraak in het struikgewas. En weer merkt de jonge gnoe op Discovery Channel te laat wat dat betekent: de dood.

Met mijn eerste zaklantaarn leg ik een lichtbundel op de achterliggende huizenrij. Mijn broer komt me te hulp. Twee elkaar kruisende lichtbundels vangen een vliegtuig. Of een danseres.

De principes van belichting leren we door onze lantaarns onder onze kin te houden. Soms nemen we ze in de mond en kijken elkaars rode doodshoofden aan.

 

Waarom ging de mens op twee benen lopen? Ik weet het.

Heel even de kop opsteken om uit te kijken. Daarna weer vliegensvlug wegduiken.

Zien zonder gezien te worden.

Verbluft merk ik dat mensen de regels niet meer kennen.

Draag schutkleuren, zorg ervoor niet af te steken. Sta bewegingloos. Zie uit je ooghoeken wat beweegt.

Licht uit! In een verlichte kamer ben je een makkelijk doelwit.

Verstop je. Zit stil, desnoods een dag of langer, in je ondergrondse hut.

Maar weer heeft de bankrover tevoren niet aan een schuilplaats gedacht. Roekeloos scheurt hij weg in een gestolen auto. Waarheen? Toch niet weer de Mexican border?

 

Het is het seizoen van het vroeg invallend duister.

En naar dit moment heb ik toe geleefd. Dit kunstmatig eiland in beschermende duisternis.

Het wordt laat, met radiomuziek, Telsell, een schemerlamp bij een pagina.

’t Is stil op straat. Niemand zal meer aanbellen.

Een mannenleven gaat in winters.

 

Daar is het feest in het afgelegen landhuis. Onder kristallen luchters dans ik met de prinses. ‘Zie je wel, je kunt het best,’ zegt ze.

Ik word wakker in bedauwd gras, verstijfd. En – hoe ik ook zoek – ook deze volgende ochtend is van het landhuis niets terug te vinden.

 

_____________

Litt. Juhani Pallasmaa – The eyes of the skin (1995), Patricia de Martelaere – Verrassingen (1997), Marion Ackermann en Dietrich Neumann (red.) – Leuchtende Bauten, Architektur der Nacht (2006)

A bright array of city lights as far as I can see
The Great White Way shines through the night for lonely guys like me
The cabarets and honky tonks, their flashing signs invite
A broken heart to lose itself in the glow of city lights.
Lights that say ‘Forget her name in a glass of sherry wine’
Lights that offer other girls for empty hearts like mine
They paint a pretty picture of a world that’s gay and bright
But it’s just a mask for loneliness behind those city lights.
The world was dark and God made stars to brighten up the night But God who put
the stars above I don’t believe made those lights
For it’s just a place for men to cry when things don’t turn out right
Just a place to run away and hide behind those city lights.
Lights that say ‘Forget her love in a different atmosphere’
Lights that lure are nothing but a masquerade for tears
They paint a pretty picture but my arms can’t hold them tight
And I just can’t say ‘I love you’ to a street of city lights.
Ray Price (Country & Western-liedje, 1958)
Voor de zonde moet je in Amerika zijn, waar driekwart van de inwoners buiten
de grote steden woont. En daar, in het duister, kwaadspreekt van het licht van
Las Vegas, those City lights.
Licht is theater, schone schijn. Verleidelijk, niets verbergend.
Maar wie ook het licht stal van de goden, zijn schaduw verliet hem niet.
Er zijn al verlichte, krullende schrijfletters in de stad verschenen, met het
woord croquetten, maar aan de gevel van bakkerij H.Vervat, Zonnebloemstraat,
hoek Laan van Meerdervoort zie ik voor het eerst de lichtlijnen waaruit een
nachtgevel wordt opgetrokken.
Niet alleen aan de pui van de bakkerij. Vervat had zijn neon–lijnen zelfs door-A bright array of city lights as far as I can see The Great White Way shines through the night for lonely guys like me The cabarets and honky tonks, their flashing signs invite A broken heart to lose itself in the glow of city lights. Lights that say ‘Forget her name in a glass of sherry wine’ Lights that offer other girls for empty hearts like mine They paint a pretty picture of a world that’s gay and bright But it’s just a mask for loneliness behind those city lights. The world was dark and God made stars to brighten up the night But God who put the stars above I don’t believe made those lights For it’s just a place for men to cry when things don’t turn out right Just a place to run away and hide behind those city lights. Lights that say ‘Forget her love in a different atmosphere’ Lights that lure are nothing but a masquerade for tears They paint a pretty picture but my arms can’t hold them tight And I just can’t say ‘I love you’ to a street of city lights. Ray Price (Country & Western-liedje, 1958) Voor de zonde moet je in Amerika zijn, waar driekwart van de inwoners buiten de grote steden woont. En daar, in het duister, kwaadspreekt van het licht van Las Vegas, those City lights. Licht is theater, schone schijn. Verleidelijk, niets verbergend. Maar wie ook het licht stal van de goden, zijn schaduw verliet hem niet. Er zijn al verlichte, krullende schrijfletters in de stad verschenen, met het woord croquetten, maar aan de gevel van bakkerij H.Vervat, Zonnebloemstraat, hoek Laan van Meerdervoort zie ik voor het eerst de lichtlijnen waaruit een nachtgevel wordt opgetrokken. Niet alleen aan de pui van de bakkerij. Vervat had zijn neon–lijnen zelfs door-