Over Lutembi

Geïnspireerd door de werken van Alfred Jarry is grof genomen een halve eeuw geleden in Frankrijk opgericht het Collège de ‘Pataphysique, een in relatieve verborgenheid opererend genootschap dat de wereld in al zijn geledingen problematiseert en van oplossingen en theorieën voorziet. In navolging van dat Collège werd vlak voor de laatste eeuwwende in ons land gesticht de Nederlandse Academie voor ‘Patafysica (N.A.P.), in de wandeling Bâtafysica geheten. Hoofden als Matthijs van Boxsel (regent), Bastiaan van der Velden (regent) en werkers als Dirk van Weelden, Paul van der Heyde, Hedda Martens, M. Februari, K. Schippers, schrijver dezes en vele, vele anderen bundelden hun krachten ter verspreiding en uitbouw van de Bâtafysica die hier te lande bijzonder oude wortels blijkt te kennen. Meer hierover elders, vroeger of later.

Essentieel in de context van dit Raster-duisterlingen- nummer is de ingewikkelde verhouding van de Bâtafysica met de begrippen duister en verlichting. Ieder ontwikkelde waarnemer weet dat deze begrippen niet zonder elkaar kunnen. Zonder het ene niet het andere, noch omgekeerd. De Bâta-fysicus koestert echter de opvatting (naar richtlijnen van het Collège) dat behalve nacht en dag ook de toestand van dag èn nacht, zowel als van dag noch nacht tot de mogelijkheden behoort1. Voor de begrippen nuchterheid en verbeelding geldt hetzelfde. In elkaars aanof afwezigheid bloeien zij op, op dezelfde wijze.

 

Een van de mooiste geschriften uit de altijd onverwachte hoek der ‘Patafysica zijn de reisherinneringen van de Franse auteur Lutembi. Lutembi is een opgezette krokodil en voorzitter van het Collège de ‘Pataphysique. Toen het Collège vernam dat in Nederland een onderafdeling was opgericht achtte men een inspectiereis noodzakelijk. Men vaardigde niemand minder af dan de voorzitter zelf2. Lutembi zakte de Maas af richting Lage Landen. Korte tijd hield hij zich op in de Hofvijver te Den Haag,3 om zijn reis voor te zetten in de richting van het eigenlijke doel: een kennismakingsgesprek met de voorzitter der Bâtafysica. Deze functie4 wordt vervuld door het stoomgemaal Ir. D.F. Wouda (1920) aan de Ter Oelsterkolk nabij Lemmer (Fr.).

 

Lange tijd heeft Lutembi zijn voorzittershamer zonder veel vragen kunnen hanteren. Onlangs zijn er echter vragen gerezen over zijn identiteit. Wie is Lutembi? Zijn status als opgezette krokodil lijkt onomstreden, maar recente in genoemde relatieve verborgenheid verschenen publicaties doen vermoeden dat hij anders dan voorheen werd aangenomen van het vrouwelijk geslacht zou zijn. Dit is de onschuldigste aller mogelijkheden. Ernstiger is dat het bestaan van Lutembi an sich in twijfel wordt getrokken. Hij zou een mystificatie zijn, wat ook het auteurschap van zijn onmiskenbare reisherinneringen ondergraaft.

Dat brengt ons meteen op de oorsprong van een dergelijke mystificatie. Uiteraard heeft de ‘Patafysica geen moeite de bedenker van deze eventuele would be-figuur aan te wijzen: dat is natuurlijk Lutembi zelf. Dat er intussen toch foto’s bestaan waarop de Franse Collège-president figureert (waaronder het hier afgedrukte beeld van Lutembi in Nederland) doet niets af aan de recente twijfel rond zijn eigen authenticiteit en die van zijn Reisherinneringen.

 

Uit die reisherinneringen, tot nog toe ongepubliceerd gebleven (zie de relatieve verborgenheid waarin het Collège de ‘Pataphysique arbeidt), mag ik nu vertaald en aangevuld (het blijft toch proza van een opgezette krokodil) een snede presenteren. De tekst spreekt voor veel, en spreekt voor zich. De toelichting waar Lutembi’s regels hier en daar om lijken te schreeuwen wordt, zoals in de N.A.P. te doen gebruikelijk, aan de lezer zelf overgelaten.

 

Lutembi (Président)
Nabij Lemmer

Langzaam beweegt men zich dan uit de binnenzee Mare Islia richting onbekende mond, uitgenodigd door een Hoog Instituut Ter Plaatse dat zich vooralsnog door middel van binnenissige boodschappers aan geestverwanten mededeelt. Door mij waargenomen exoten gaven me het gevoel in vertrouwde haven aan te landen: Antarctische kiezelalgen als de Actinocyclus en de Thalassiosira, wat een geur van stikstof, fosfaat en silicaat suggereerde. Er moest zeker ook ijzer (Fe) in de buurt zijn, en licht voor fotosynthese, want er dwarrelden heel wat externe planktonskeletjes om mij om. Collega’s uit de Klasse der Gewervelden genoteerd: er was een Zuidkaper op de kust, ik nam een zeeolifant waar. Ze verdwenen in hele wolken zeesla (die geen echte bladeren kennen) alsmede ecosystematieke kelpwouden. Een reusachtige troep plaagalgen deed mij besluiten dat ik me niet zonder reispapieren in de mond mocht wagen – ik sprak al van een Hoog Instituut. Ik keek speurend om mij heen. Natuurlijk. Schuimalgen Dinophysis, Alexandrium, Pantserwier, Zeevonk. Waar waren de Flagellaten? Ook zij bleken mij ter begroeting, ter identificatie & als onderscheidingstekenen tegemoet gezonden: de overbekende, rondwentelende, door middel van celluloseplaat gepantserde, waterruimtescheepjes, voorzien van zweepharen voortstuwingsmechanismen die eruitzien als antennes. Duidelijk bedoeld als tekenen van een grootse & waardige ontvangst.

 

Hier was uit zeven zeeën een micrometrisch Comité van Ontvangst der Huizenhoogste Waardigheidsbekleders verzameld & daadwerkelijk uitgestuurd. Ik zocht voor alle zekerheid in mijn innerlijk, maar gelukkig: glossen, voet- en eindnoten, uitbreidingen en alternatieve zienswijzen, alle hulpstukken van de problematist in goede orde in mijn potentiële koffer aangetroffen.

Aldus bewapend de laatste meters afgelegd, tot ik een ijzeren rooster naderde dat dusdanig ondoorlaatbaar oogde dat ik mij op een talud hees, en mij met geduldige tred richting artiesteningang begaf.

Tot me door drongen stampende geluiden, sisdruk die ontsnappen mocht. Een gevoel van herkenning: de Edele Raderwerken van In- en Uitzicht waren reeds in werking getreden. Ik was een denkpunt genaderd.

Met een gevoel van herkenning de Edele Raderwerken van In- en Uitzicht beluisterd. Ik bewoog mij met achterhandse zwiepen spoorslags in de richting Geestverwant, een doorgangshuis gelijk een kathedraal. Heen & weer al naar gelang de omstandigheden, figuurlijk een windvaantje, naar de letter genomen een Inrichting ter Spuiïng, van alles wat zich maar voor hoog & overtollig laat aanzien, tot dienst van ‘t Algemeen.

De laatste honderd meters moesten nog worden afgelegd door mij. Er streek een windje over mijn pantserplaten. Gaande het zwem- en looppootbewegen (hoe gallisch ook de omstandigheden, het strowerk in mijn platte kop blijft arbeiden) brak een Nieuw Teorema van de Dorst de eerste spruiten tussen de klinkers van het plaveisel op.

 

Et in terra deserta… inaquosa… Men kent de tekst. Wat is er ‘zoeter’ dan dorst die gelaafd wordt? Quoniam melior est. Naar u dorstte mijn ziel, hoe menigvuldig haakt mijn dorre fantoomvlees naar U in een verlaten land, ongebaand en zonder water. Zo verschijn ik voor U in dit heiligdom, om mijn macht en uw heerlijkheid te zien.

De hier danig en duchtig gedemonstreerde barmhartigheid was beter dan het leven zelf. Dit pompen, trillen, sissen en pulseren was reine Eeuwigheid.

 

Dan sta je daar met een droge algenbek op de drempel van een sub-vakgenoot toch even te wankelen op je roeivliezen. Lafenis slechts vervluchtigd aangeboden, wolkend in stoom. Ik doorschouwde de situatie en vond een exempel in twee overduidelijke boezems die zich hier verhielden als communicerende vaten. Daartussen genoemde collega als Middelaar. Er was nu duidelijk aanleiding mijn stro te breken op middelen van communicatie met genoemde Middelaar in persona, na alle peddelkilometers en een overweldigende ontvangst werd het tijd wat zaken recht te zetten.

Wie immers was hier Oppervoorzitter?

 

Ik zon op middelen mij met hem te verstaan. Vanuit de nederigheid werken gelijk m’neer p’stoor zou wellicht tijdverlies voorkomen: immers, staat de keizer voor de deur als de Knockende Opportunity Zelve, dan wil men altijd eerst zichzelf op orde brengen.

Zachtjes tikte ik met de staartpunt tegen de slijkgaten. Langzaam werkte ik mij nu omhoog langs wasprop en matras, raakte ter hoogte van ‘t vuurlijntje het mangat even aan, en kwam terecht bij peilglazen en manometer. Met voldoening constateerde ik dat mijn komst was opgemerkt: er was duidelijk sprake van extreme uitslag. In niveau, in wijzers. Ik wist genoeg. OAO’s5 aller landen hebben aan geen half woord genoeg.

 

Hier was het toch weer heiligheid die mij doorstroomde, leegte in doom & koepel, geen spoor van miserere me. Wat hier verweldiglijk werd verpompt raakte het diepst van mijn gedachten over Niets. De klokken in mijn platte harsens gingen loeën als die in gepasseerd tussenheiligdom Arnemuiden. En klonk daar niet al het hoog gefluit der Theoriën?

 

Hoever van huis moet men gereisd zijn om aan dorst niet meer te denken? Om eindelijk weer eens thuis te komen, om eindelijk weer eens te worden herkend?

 

________________________________

1 Om het helder te houden noem ik hier nu niet de ‘Patafyschieke verdubbeling van dit schema.

2 De keuze voor Lutembi lag voor de hand. Hij wist de weg. In zijn vroege dagen als voorzitter was hij namelijk al in ons land geweest, toen voor een kennismaking met onze toenmalige vorstin Juliana. Hij had ten tijde van een offcieel buitenlands bezoek zich opgesteld voor het Paleis op de Dam te Amsterdam, en zich vermomd als hutkoffer. Een van de bezoekers nam hem mee naar binnen, en Lutembi zag zijn kans schoon zich aan de Majesteit voor te stellen.

3 Radio West vrijdag 4 oktober 2002 Leefbaar Den Haag: ‘Opheldering over krokodil in Hofvijver’. De fractie van Leefbaar Den Haag heeft opheldering gevraagd over het gerucht dat er in de Hofvijver al jaren een krokodil rondzwemt. Die zou zich daar schuilhouden als een soort ‘Haags monster van Loch Ness’. Fractievoorzitter Dufresne van Leefbaar Den Haag hoorde het tijdens de gemeentelijke receptie op prinsjesdag en wil nu dat burgemeester Deetman het verhaal uit de wereld helpt. ‘Dit kan toch niet waar zijn,’ zo sluit hij zijn vraag af.

4 Dit voorzitterschap heeft een grote symboolwaarde. Waar in de N.A.P. enorme hoeveelheden inzichten en theorieën heen en weer worden verplaatst, pompt het Wouda-gemaal verbijsterende aantallen kubieke meters water in respectievelijk uit. De capaciteit van de N.A.P.-voorzitter is 4 miljoen liter water per minuut.

5 Als enige toelichting slechts de mededeling dat OAO staat voor: Ons Aller Oppervoorzitter.