De expressie is voor mij de enige uitweg.
De kille woede van de expressie.1

Drieëntwintig jaar lang, van 1942 tot 1965, hield Francis Ponge een lijvig dossier van gedetailleerde aantekeningen bij die de unieke eigenschappen beschrijven van een doodgewoon en onaanzienlijk objekt: een stuk zeep. Zoals het stuk `Barrington’s lemon-flavoured soap’ dat Leopold Bloom aan het begin in James Joyces Ulysses2 koopt en dat hij door Dublin dwalend bij zich draagt, zodat het tot stille getuige van zijn aktiviteiten, zijn ontmoetingen en ervaringen wordt, zo vergezelden Ponges aantekeningen over zeep hem op zijn zwerftochten, vooral gedurende de oorlogsjaren toen echte zeep in Frankrijk niet te krijgen was. In de loop van de jaren kwam hij steeds op deze aantekeningen terug, net als in de loop van Bloomsday Leopolds gedachten steeds naar het stuk zeep in zijn zak terugkeren.
Ponge begon het zeep-dossier als een manier om zijn behoefte en verlangen naar zeep te bevredigen. Door het afwezige en onverkrijgbare objekt te beschrijven en het in het centrum van zijn bemoeienissen te houden, was Ponge in staat een vorm van het objekt dat hij miste te fabriceren. Als een dichter, of als een ‘technicus … van de taal’ (`Texte sur l’électricité,’ Lyres, p. 149), zoals hij er de voorkeur aan gaf zich te noemen, omdat hij het woord ‘dichter’ een te verheven benaming achtte, schiep Ponge een tekst bestaande uit observaties, beschrijvingen, korte en langere notities, die het objekt van zijn verlangen net zo echt en eenvoudig tussen zijn vingers schoven alsof hij echt een stuk zeep onder handbereik had. Door middel van taal en door de handeling van het schrijven, waarbij woorden en geluiden zich op een onbeschreven blad papier ontplooien, komt er een nieuw soort objekt, een tekst tot stand, en deze tekst, getiteld Le savon, bezit een struktuur, een stijl, een gevoel voor verhoudingen en een gedragspatroon gelijk aan die van de zeep. ‘Het gaat er niet om,’ schrijft Ponge, ‘om de bestaande wereld “te vertalen”, “weer te geven”, als u wilt, maar om in de verbale wereld iets overeenkomstigs te presenteren … (Entretiens, p. 48) De schrijfhandeling stelt Ponge in staat een werkelijk objekt – het stuk zeep zelf – te vervangen door een tekst-objekt -“dit dossier-zeep, dit zeep-dossierLe savon, p. 12). Maar het gebruik van het woord ‘vervangen’ is misleidend omdat de beweging van het objekt-in-de-wereld, het stuk zeep, naar het objekt-dat-het-gedicht-is, de tekst, meer is dan het vervangen van het ene ding door het andere.
Het is eerder zo, dat Ponges gedichten het verloop tonen van de radikale transformatie van het onderwerp van het verlangen van de dichter en diens kontemplatie, van het objet-chose, zoals ik het zal noemen, naar een andere en nieuwe vorm, namelijk een tekst, een objet-description.
Deze omzetting wordt ingezet, begeleid en volbracht door de werking van de taal en in het bijzonder door de taal van de beschrijving.’ Alle dingen, gelooft Ponge, verlangen ernaar zichzelf uit te drukken en zij wachten sprakeloos de komst van het woord af opdat zij zo de verborgen diepten van hun wezen kunnen openbaren. Het woord dringt door de dikke huid en de gesloten oppervlaktes van de dingen, legt een reusachtige ruimte bloot en brengt een sluimerende, mikroskopische wereld van niet geopenbaarde eigenschappen tot leven, die de wezenlijke kern van het objekt en wat het wezenlijk onderscheidt van alle andere dingen die bestaan of ooit zullen bestaan afbakent. Het woord verschaft het objekt adem, zorgt ervoor dat het gaat trillen en dat zijn geluiden weerkaatsen binnen het zojuist blootgelegde innerlijke landschap: ‘Er is adem nodig,’ schrijft Ponge, ‘om de gevoelige snaar in ieder ding te laten trillen’ (Malherbe, p. 310). De expressie is in gang gezet en aangezien ‘Alles niets dan woorden is’ (Des raisons d’écrire, PPC, p. 163) zijn de mogelijkheden tot expressie in de wereld onuitputtelijk:

… wat de meest simpele dingen betreft is het mogelijk oneindige betogen te houden die geheel zijn opgebouwd uit nieuwe verklaringen, tenslotte … wat betreft ieder willekeurig iets is niet alleen niet alles gezegd, maar dient bijna alles nog gezegd te worden. (Introduction au gelet. PPC, p. 173.)

Alles in Ponges wereld wordt gezien als een voortdurend voortschrijdende expressie-handeling. In een bepaald opzicht zijn er geen handelingen die ook niet wezenlijke taal-handelingen zijn. Het zorgvuldig, mikroskopisch door de dichter observeren van een ding, het gedetailleerde kritische onderzoek naar zijn ‘eigenschappen van verscheidenheid,’ de naïviteit en de liefde waarmee hij het objekt benadert, het binnendringen van de geest van de dichter in de intimiteit van het innerlijk landschap van het objekt, de edelmoedigheid waarmee hij zijn eigen wezen aan de aantrekkingskracht van het objekt overgeeft, zijn totale geestelijke en bewuste betrokkenheid bij de geografie van het objekt – al deze handelingen, die voor Ponge de kontemplatie uitmaken, vinden door middel van taal en gedurende het proces waarbij de tekst wordt geschreven plaats. Kontemplatie is niet te scheiden van het schrijven:

… het gaat in mijn methode niet echt om kontemplatie in de eigenlijke zin, maar om een kontemplatie zo aktief dat daarbij het benoemen onmiddellijk tot stand komt, om een operatie, de pen in de hand … (Tentative orale, p. 260)

Voor Ponge is kontemplatie benoemend. Zij is geen passieve mentale meditatie, maar eerder een werkelijke kreatieve handeling waarbij het benoemen van een ding de geboorte van dat ding teweegbrengt. De handeling waardoor de dichter een objekt ziet, als voor de eerste keer en met de verwondering, de vreugde en de opwinding van de eerste mens op aarde, en de handeling waardoor hij dat objekt benoemt en beschrijft lopen synchroon. Het is wat Ponge noemt ‘de blik-die-zo-is-dat-men-hem-uitspreekt’ (Les Façons du regard, PPC, p. 120). En de plaats voor deze ‘regard’, de plek waar hij plaatsvindt, is het onbeschreven stuk papier. Daar wordt het objekt herboren als tekst, of juister, daar wordt het objet-chose omgezet in het objet-description. Vanuit sprakeloosheid ontstaat spraak en vanuit passiviteit en verstening komt een daadwerkelijk bewegend objekt te voorschijn. De handeling van het spreken, dat het objekt-in-de-wereld zich verwerft, verkondigt zijn geboorte; zoals Ponge opmerkt:

Naaldwouden, sta op uit de dood, uit het niet-zien, uit het niet-bewuste! … Doem op, naaldwouden, doem op in het woord. Men kent jullie niet. – Geef jullie formule vrij. (Le Carnet du bois de pins, TP, PP. 338-39)

De transformatie van objet-chose in objet-description maakt de ontwikkeling van de expressie in Ponges werk uit. Hoe dit plaatsvindt, het proces waarbij taal een objekt-in-de-wereld omzet in een tekst is een van Ponges belangrijkste bemoeienissen en het onderwerp, impliciet of expliciet, van de meeste van zijn gedichten en geschriften. Hij is de wetenschapper van het fenomeen van de expressie, die antwoorden zoekt op vragen over hoe de expressie werkt, welke veranderingen er optreden wanneer zij werkzaam is en welke gevolgen het resultaat van haar werking zijn. De omzetting van objet-chose in objet-description wordt door Ponge bestudeerd als gold het een fysiek fenomeen verwant aan het overgaan van een gas in een vloeibare vorm. In feite is deze analogie niet ver gezocht, want in La Seine (TP, pp. 537-39) ontvouwt Ponge een gedachtengang die de drie toestanden waarin materie voorkomt (vast, vloeibaar, als gas) gelijkstelt aan drie vormen van expressie (objekt, woord, geest). Zoals koud water in ijs kan veranderen, zo kan de komst van woorden, de handeling van het schrijven, een objekt, het objet-chose, in een ander, het objet-description, veranderen. De titel van een van Ponges mooiste “proêmes” geeft die omzetting heel goed weer: Over de verandering van dingen door het woord (PPC, pp. 122-123).
Woorden veranderen dingen en een tekst van Ponge dramatiseert en aktiveert die verandering tegelijkertijd. Hij zet het objet-chose in het objet-description om en schrijft tegelijkertijd het plaatsvindende omzet-tingsproces. Ponge lijkt op een goochelaar die verdwijn- en verschijntrucs uitvoert waarbij dingen in andere dingen worden veranderd terwijl hij op het moment van de truc zelf de aandacht van zijn publiek vestigt op de manier waarop de truc wordt uitgevoerd. Het proces van omzetting is even belangrijk als de omzetting zelf. Dit verklaart de nadruk die Ponge legt op het feit dat zijn teksten meer zouden moeten funktioneren dan betekenen. (Le Murmure, Méthodes. p. 201). Zij funktioneren als katalysators in een beschrijvende handeling waardoor een echt objekt een tekst wordt. Ponges werk over ‘de Seine’, bij-voorbeeld, is zowel de beschrijving van een rivier, van een cours d’eau, als van een tekst, een discours, met alle meervoudige parallellen die er tussen die twee bestaan. De kontemplatie, de beschrijving en het schrijven, die alledrie in wezen dezelfde handeling behelzen, deze drie aktiviteiten van de dichter ‘maken van de Seine dit boek,’ schrijft Ponge (TP. p. 541). Zij máken letterlijk de rivier, het objet-chose tot een boek, een objet-description, en dramatiseren tegelijkertijd de transformatie waarvan zij de oorzaak zijn. De beschrijvingskunst zoals die door Ponge wordt toegepast is niet een techniek van statische, gefixeerde representatie waarbij externe werkelijkheden of dingen kategorisch en voor altijd tot uitdrukking worden gebracht.
Integendeel, zij is een proces, een handeling, die het objekt daadwerkelijk doet ontstaan.
Ponges poëtische teksten dramatiseren de worsteling van een objet-chose om zich in woorden uit te drukken, terwijl ze, op zich, een ‘daadwerkelijke verbalisatie’ (Entretiens, p. 97) zijn. Het verslag over het zoeken van het objet-chose naar expressie vindt op hetzelfde moment plaats waarop het objet-description, de tekst, zich ontvouwt. Wat Ponge bovenal interesseert is de handeling waardoor expressie plaatsvindt. Hij houdt zich meer met het proces van expressie bezig dan met de produkten of kreaties die erdoor ontstaan, hij bekommert zich meer met het maken van de tekst dan met de tekst zelf, zoals hij aan Philippe Sollers uitlegt:

… maar het gaat niet zozeer om iets te zeggen, in de zin van ‘gesproken hebben’, het gaat om spreken in de transitieve zin van ‘praten’, d.w.z. praten op het moment zelf, als mens, als dier, in het heden, en aan te tonen hoe de dingen zich in het heden vormen, om direkte kommunikatie tot stand te brengen, niet door het voorlezen van een kant en klaar produkt, maar door het voorbeeld van een plaatsvindende operatie, van een woord (en dus van een gedachte) in staat van geboorte. (Entretiens, p. 99.)

Een aanwijzing voor Ponges betrokkenheid bij het proces ten koste van het produkt wordt duidelijk in het provisorische en inkomplete karakter van zijn geschriften. Zijn teksten vertonen een soort ‘trilling van zekerheid’ (Malherbe, p. 143) door de dwalende en zich uitbreidende manier waarop zij voortschrijden. Zij brengen een zekerheid teweeg die, omdat zij zich midden in haar eigen formulering bevindt, trilt van besluiteloosheid en ijl weergalmt. Ponges preokkupatie met het procesmatige bevestigt wat Sollers zijn ‘wil tot eeuwige onvoltooidheid’ noemt (Entretiens, p. 19). Wat Ponge heeft geschreven krijgt nooit de kans om in een definitieve vorm te verstenen en in dit verband lijkt hij Sartres afschuw van het en soi te delen en het te bestrijden door de poging van elk van zijn teksten een pour soi te maken, iets dat nog openstaat voor verandering. Ponges voorliefde voor het proces-matige verklaart misschien waarom hij zijn teksten voortdurend herschrijft, er stukjes en beetjes aan toevoegt, opnieuw begint, nieuwe varianten toevoegt aan in bewerking zijnde teksten, zijn uitdrukkingen steeds maar weer in verschillende genres herhalend (soms in poëzie, soms in proza), in verschillende soorten typografie (soms in romeinse letters, soms in kapitalen, soms in cursief) en in afwijkende opstellingen.4 De voordurende rektifikatie die Ponge als essentieel bij zijn beschrijvend en definiërend werk beschouwt doet de gefixeerdheid en het en soi karakter teniet dat alle objekten, die zich voor de komst van taal in een sprakeloze en levenloze staat bevinden, eigen is. Misschien is het deze behoefte aan het procesmatige die Ponges existentialistische neiging openbaart. In een absurde wereld zijn alleen daden zingevend, en in Ponges wereld verschaft de daad van kontemplatie qua naamgeving, qua beschrijving, qua schrijven de enige betekenis aan een anders zinloos universum. Voor Ponge is de handeling van het schrijven een existentiële daad.
Alleen een pöetica gebaseerd op het procesmatige, zoals die te vinden is in Ponges geschriften, een pöetica die teksten voortdurend herziet en hen in een staat van aktieve wording plaatst, kan de hoop koesteren de transformatie van objet-chose naar objet-description te geleiden; zoals Ponge schrijft:

Voortdurend op het objekt zelf terugkomen, op zijn onzuiverheid, op zijn afwijkendheid: afwijkend vooral van wat ik al (op dit moment) over hem heb geschreven.
Dat mijn werk een voortdurende rektifikatie van mijn expressie moge zijn (zonder mij a priori te bekommeren om de vorm van deze expressie) ten gunste van het onzuivere objekt. (Berges de la Loire, TP, p. 257).

Zoals Ponge suggereert is een terugkeer naar het ‘onzuivere objekt’ nodig, vooral wanneer de ontwikkeling van de expressie begrepen wil worden. Want niet alleen houdt Ponge zich bezig met de handeling of het proces waarbij het objet-chose wordt omgezet in het objet-description, hij is buitengewoon gespitst op de gebaren, bewegingen, de akrobatische toeren en bovenal op de gevoelens van het objet-chose op zijn weg van de wereld van het res naar de wereld van de tekst. Een expressie-ontwikkeling waarin vreugde, gejuich, extase, enthousiasme, vrolijkheid, pijn, verdriet en dood een rol spelen, ontvouwt zich rond de gang van het objet-chose naar spraak, zijn daarop volgende verdwijning en de daaruit voortvloeiende vorming van het objet-description. Het scenario voor dit verloop neemt de volgende algemene vorm aan in zulke gedichten als Le savon, La Seine (TP), ‘L’orange’ (PPC) en ‘Le lézard’ (Pièces) om er enkele te noemen. Het objekt ligt opgesloten in zijn stilte tot het gewekt wordt door een woord, dat de honger naar expressie in het objekt wakker maakt. De verbalisatie zet in en het objekt begint aan zijn worsteling en jacht om zich uit te drukken, een tocht die uiteindelijk kulmineert in de vreugde en het gejubel der expressie, maar terzelfder tijd in het verdwijnen van het objekt, dat in een nieuwe vorm getransformeerd is, de tekst. Terwijl het objet-chose langzaam verdwijnt, konstrueren zijn woorden een nieuw objekt. Taal neemt de zich vormende, groeiende leegte, achtergelaten door het zichzelf ledigende objet-chose, in bezit en vult die overeenkomstig en met de regelmaat van de verdwijning van het objet-chose. Op die manier is de daad van zelf-expressie van het objet-chose een daad van zelfopoffering. Om een aanwezigheid te kreëren, moet het objekt zichzelf tot afwezigheid veroordelen. Het drukt zich letterlijk uit, zijn innerlijk naar buiten persend, door middel van taal, naar totale lediging. En toch weergalmt deze dramatische daad van geprojekteerde zelf-expressie en zelf-vernietiging van vreugde, want het objekt is erin geslaagd op extatische wijze de intimiteit van zijn uniciteit te openbaren.5 Deze ontwikkeling van de expressie, zowel gedramatiseerd als geaktiveerd en bewerkstelligd door Ponge’s gedichten, is de kern van zijn opvatting omtrent de rollen die dichter, objekt en taal spelen in de artistieke kreatie: de dichter en het objekt sterven opdat de tekst tot leven kan komen:

De tweede persoon tenslotte, wat mij betreft, is onmiskenbaar, als u mij toestaat, om wat sneller ter zake te komen, het ding, het objekt dat het verlangen oproept en dat, ook hij, sterft, … in de operatie die bestaat in het tot leven wekken van de tekst. Dus er is zowel de dood van de auteur als de dood van het objekt van verlangen, in één woord, van de pre-tekst, van de referent, opdat de tekst geboren kan worden. (Entretiens, p. 171).

De nadrukkelijke verbalisatie van het objet-chose en zijn dramatische verdwijning is nergens beter door Ponge tot uitdrukking gebracht dan in Le savon. Het drama van de zeep is gecentreerd rond de transformatie die optreedt wanneer het stuk zeep, onbeweeglijk, een steen gelijk, sprakeloos en lijdend aan een pijnlijke geslotenheid zoals het daar op het zeepschoteltje ligt, plotseling in het water tot leven komt waar het een ‘losbandig leven’ (p. 25) begint te leiden, zich uitdrukkend met jubelende, bruisende zeepvlokken. Door het water beroerd verandert het stuk zeep van vorm; het wordt een ‘kletsende steen’ (p. 35); het schuimt en vlokt; ‘het stuk zeep schuimbekt, jubelt’ (p. 26). De zeep heeft veel te vertellen en doet dat door zich edelmoedig te geven, zeepbellen, sop, schuim en geuren, kortom zijn wezen, zijn ‘zeepheid’ aan het water door te geven. Maar deze zelfovergave, deze vreugdevolle woordenrijkdom, deze expressiviteit putten de zeep uit. Wanneer je het stuk zeep uit het water vist is het bijna verdwenen, zo is het qua afmeting geslonken, zo vormeloos van model is het geworden. De zeep ‘heeft geboemeld’ (p. 104). Het drama van de zeep, dat ook het drama van de expressie is, wordt weerspiegeld in het konflikt, zoals ervaren door de zeep, tussen aan de ene kant sprakeloosheid, en daardoor zelfbehoud – want eenmaal vergeten, wordt de zeep hard, gebarsten en droog – en expressie met de daaruit voortvloeiende zelflediging aan de andere kant.
Een interessant aspekt van Le savon, afgezien van Ponges verlangen zijn onderwerp in een ‘zeperige, schuimende, bruisende stijl’ uit te drukken (p. 27),6 is de wijze waarop het verslag over hoe de zeep zich spraak toeëigent een metafoor wordt met behulp waarvan Ponge laat zien hoe de tekst Le savon tot stand is gekomen. Het ‘thème’ van het gedicht, zoals dat aarzelend in de beginpagina’s van het boek wordt gesteld, wordt vergeleken met het schuwe, ongebruikte stuk zeep dat op zijn schoteltje ligt. Van de uitbundige variaties en terzijdes van de tekst wordt gezegd dat zij lijken op de klodders en het schuim die het stuk zeep in het water ontwikkelt (p. 32). Er wordt aangetoond dat het stuk zeep zich gedraagt als een woord omdat het de eigenschappen, gebaren en bewegingen van taal bezit.7 In Le savon voeren zeep en woord een drama van expressie op dat voor hen beiden opgaat.
Het belangrijkste onderwerp van Ponges teksten behelst het maken van de tekst, het proces van expressie waardoor een objet-chose, zojuist door taal tot leven gewekt, zichzelf tot uitdrukking brengt en zo het leven schenkt aan een tekst, een objet-description. Alhoewel je zou kunnen stellen dat een Ponge-tekst, zoals Le savon, een allegorie over de poëtische schepping en het tot stand komen van gedichten weergeeft, zou dit een misleidende opmerking zijn, want er wordt in Ponges teksten, zoals dat in een allegorie wel het geval zou zijn, niet gerefereerd aan een werkelijkheid buiten de tekst waar de tekst dan een symbolische voorstelling van zou zijn. In Ponges poëzie refereert de tekst alleen aan zichzelf. Als er ergens aan gerefereerd wordt is dat alleen aan het drama van de dood van het objet-description, een drama dat alleen maar in en door de woorden van het gedicht bestaat, niet in het gedicht als een kant en klaar produkt maar als een proces. Het enige dat de tekst ‘voorstelt’ is zijn eigen gestalte krijgen door middel van de taal, zijn eigen expressie-handeling. Uiteindelijk betekent de tekst zichzelf. Ponge ziet schrijven

niet als de transkriptie, volgens een konventionele code, van een of ander idee (van buitenaf of gegeven), maar werkelijk als een orgasme: als het orgasme van een wezen, of laten we zeggen van een struktuur, konventioneel van zichzelf, toegegeven – maar die, om te slagen, zich met vreugde als struktuur moet opgeven: in één woord, zichzelf moet betekenen. (Le savon, p. 127.)

De vreugde, het jubelen, de extase en het genot van de zelf-expressie, dat is wat Ponge bedoelt met zijn idee van een écriture-orgasme. In extase brengt een objet-chose zichzelf tot uitdrukking en dooft dan uit: en uit deze extase komt het objet-description, de tekst voort, wiens enige doel, volgens Ponge, is om ‘genot te verschaffen’ (My creativ method, Méthodes, p. 22), om de mens vreugde te geven en hem herinnert aan ‘het geluk te leven’ (Malherbe, p. 291):

Want de zwerver brengt van de bergglooiing geen handvol aarde mee naar de vallei, onaanzienlijke aarde, maar slechts een of ander woord dat hij gewonnen heeft, een puur woord, de gele en blauwe gentiaan. Zijn wij, misschien, alleen maar hier op aarde om te zeggen: Huis, Brug, Fontein, Poort, Kruik, Olijfboom, Raam, – mogelijkerwijs: Pilaar, Toren?… maar dan, denk daaraan, om te zeggen, o, met een zeggingskracht waar de dingen zelf nooit van hadden durven dromen. Is niet het geheime doel van deze sluwe aarde om een liefdespaar aan te zetten alles in hen te doen opspringen van extase?8

1Le parti pris des choses, p. 205. In dit artikel verwijzen de volgende afkortingen naar het werk van Ponge: Entretiens (Entretiens de Francis Ponge avec Philippe Sollers, Paris; Gallimard/Seuil, 1970); Lyres (Le grand recueil. I. Lyres, Paris, Gallimard, 8961); Mal-herbe (Pour un Malherbe, Paris, Gallimard, 1965): Méthodes (Méthodes, Coll. `Idées,’ Paris, Gallimard, 1961); PPC (Le parti pris des choses, suivi de Frames, Coll. `Poésie’, Paris, Gallimard, 1942, 1948); Pièces (Pièces, Coll. `Poésie’, Paris, Gallimard, 1962); Le savon (Le savon, Paris, Gallimard, 1967); en TP (Tome Premier, Paris, Gallimard, 1965).

2New York, The Modern Library, 1961, pp. 85, 672.

3Voor Ponge leveren de beschrijving en de handeling van het beschrijven een middel om het zijn van het objekt gestalte te geven en om de konkrete aanwezigheid van een objekt te verwezenlijken. Zijn doel is gelijktijdige beschrijving én definitie van het objekt: Men zou zich een soort geschriften (nieuw) kunnen voorstellen die zo’n beetje tussen de twee genres (definitie en beschrijving) inzitten en die aan het eerste genre de onfeilbaarheid, de onbetwijfelbaarheid, de bondigheid ook zou ontlenen en aan het tweede genre het respekt voor het sensorische aspekt van de dingen. (My creativ method, Méthodes, pp. 11-12.)

4Het is ook waar dat Ponges herhalingen het hem mogelijk maken een objekt opnieuw in overweging te nemen en het vanuit een nieuw gezichtspunt te beschrijven, net als iemand die in zijn poging een wortel uit de grond te trekken voortdurend de positie van waaruit hij het objekt vastgrijpt wijzigt. Iedere reprise is een poging tot her-expressie. (Zie L’oeillet, TP, p. 303.)

5Dit gezegende ogenblik wordt door Ponge lyrisch als volgt opgeroepen: ‘Ziet u, het gebenedijde ogenblik, het gelukkige moment, en daarom ook het moment van de waarheid, is wanneer de waarheid geniet (neemt u mij niet kwalijk). Het is het moment dat het objekt jubelt, als ik dat zo kan zeggen, zijn eigenschappen naar buiten laat komen; het moment waarop een soort flokulatie ontstaat: het woord, het geluk van de expressie.’ (Tentative orale, Méthodes, p. 264.)

6Omdat voor Ponge de vorm van een gedicht min of meer bepaald wordt door zijn onderwerp (My creativ method, Méthodes, p. 37), vertonen veel van zijn teksten strukturen, schrifturen en syntaktische vormen die lijken op de eigenschappen van het objekt dat door die teksten wordt beschreven. Zie, bijvoorbeeld, de beschrijving van een bos in de lente, dat tot uitdrukking wordt gebracht met ‘een soort lente van woorden’ (`Tentative orale,’ Méthodes, p. 257), en ook het portret van een wesp dat geschetst wordt op een slingerende, zig-zag, licht gebogen manier (La guêpe, TP, p. 27o).

7Dit soort zelf-bewust kommentaar lijkt sterk op de analogie tussen woord en ding die Ponge maakt in zijn gedicht ‘le lézard’ (Pièces, pp. 84-88). Daarin vindt een knappe versmelting plaats tussen de hagedis en zijn naam. Ponge bereikt een opmerkelijke identifikatie van de witte stenen muur, in wiens spleten de hagedis verblijft, wanneer hij tenminste niet naar buiten schiet om vliegen te verorberen, met het witte blad papier uit wiens binnenste grijze gedachten (over het onderwerp hagedis, misschien) omhoog schieten om woorden op te slokken die op het oppervlak zijn neergestreken.

8Rainer Maria Rilke. Duino Elegies, J. B. Leishman and Stephen Spender, trs. New York, W. W. Norton and Company, 1967, p. 75.