Helden hebben, ondanks de hooggestemde ideeën over zichzelf die ze er dankzij vleiers op nahouden of die de wereld over ze heeft, beslist meer sterfelijks dan goddelijks in zich. Hoe verheven hun geest ook mag zijn, hun lichaam (wat bij de meesten ruimschoots het belangrijkste deel is) is in elk geval niet onkwetsbaar voor de ergste gebreken en onderworpen aan de laagste bezigheden van de menselijke natuur. Een van deze bezigheden, het eten, door meer dan één wijze beschouwd als iets buitengewoons laags dat afbreuk doet aan de filosofische waardigheid, moet zelfs door de doorluchtigste vorst, held of filosoof op aarde worden verricht; ja, de natuur is soms zo speels geweest van deze waardige figuren een veel buitensporiger aandeel in deze bezigheid te eisen dan waartoe ze mensen uit de laagste rangen verplicht.
Om de waarheid te zeggen hoeft, omdat geen bewoner van deze aardbol voor zover wij weten meer dan menselijk is, niemand zich te schamen als hij zich onderwerpt aan wat de menselijke behoeften vereisen; maar als die verheven personages die ik zojuist noemde zich ertoe verlagen zulke nederige bezigheden voor zichzelf te willen reserveren, zoals wanneer ze door hamsteren of vernietigen anderen lijken te willen verhinderen te eten, dan worden ze toch zeker zeer gemeen en verachtelijk.
Goed, na deze korte inleiding denken we dat het geen schande voor onze held is, als we de buitensporige gretigheid vermelden waarmee hij nu toetastte. Het valt zelfs te betwijfelen of Odysseus, die tussen haakjes de grootste eetlust lijkt te hebben gehad van alle helden in dat eetgedicht de Odyssee, ooit beter had gegeten. Ten minste drie pond van het vlees dat eerder zijn bijdrage had geleverd aan de compositie van een os, had nu de eer deel te gaan uitmaken van de persoon van de heer Jones.
We meenden dat we verplicht waren dit detail te vermelden, omdat het wellicht de verklaring levert van de tijdelijke verwaarlozing door onze held van zijn schone gezellin; die maar heel weinig at en zich dan ook wijdde aan overwegingen van geheel andere aard, waar Jones niets van merkte tot hij de trek die vierentwintig uur van niet eten hem hadden bezorgd geheel had bevredigd; maar zodra zijn maaltijd achter de rug was, herleefde zijn aandacht voor andere zaken. Van die zaken zullen we de lezer derhalve nu op de hoogte brengen.
De heer Jones, van wiens persoonlijke eigenschappen we tot nog toe maar heel weinig hebben gezegd, was in feite een van de knapste jonge knapen die er bestonden. Zijn gezicht was niet alleen een toonbeeld van gezondheid, maar droeg ook duidelijke trekken van vriendelijkheid en opgewektheid. Deze eigenschappen waren zelfs zo opvallend in zijn uiterlijk dat de intelligentie en fijngevoeligheid in zijn ogen, hoewel elke scherpe waarnemer ze zeker zou zien, de aandacht van minder nauwkeurige waarnemers zouden kunnen ontgaan; zijn uiterlijk straalde zo’n sterke opgewektheid uit dat het bijna iedereen die hem zag opviel.
Het was misschien evenzeer hieraan te danken als aan een zeer fraaie vorm, dat zijn gezicht een bijna onuitsprekelijke schoonheid had, die een haast te vrouwelijke indruk had kunnen maken, als ze niet gepaard was gegaan met een zeer mannelijk figuur en voorkomen; het laatste deed evenzeer denken aan Hercules als het eerste aan Adonis. Daarbij was hij energiek, elegant, opgewekt en goedgehumeurd en stroomde er een fysieke energie door hem heen die elk gesprek waar hij aan deelnam verlevendigde.
Als de lezer deze vele charmes die onze held in zich verenigde goed tot zich heeft laten doordringen, en tegelijkertijd denkt aan de manier waarop hij recentelijk mevrouw Waters aan zich had verplicht, zou het meer een teken van preutsheid dan van openhartigheid zijn een slechte indruk van haar te hebben, want zij had van hem een zeer goede indruk.
Maar hoe afkeurend men ook over haar mag denken, mijn taak is het de feiten zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Om de waarheid te zeggen had mevrouw Waters niet alleen een zeer goede indruk van onze held, maar koesterde zij zeer warme gevoelens voor hem. Om het maar meteen onverbloemd te zeggen: ze was verliefd, volgens de thans algemeen aanvaarde betekenis van die uitdrukking, die het begrip liefde zonder onderscheid toepast op begerenswaardige objecten van al onze passies, lusten en zinnen, zoals in onze voorkeur voor de ene soort voedsel boven de andere.
Maar hoewel de op deze verschillende objecten gerichte liefde in alle gevallen wellicht dezelfde is, moeten we vaststellen dat de werking ervan per geval verschilt; want hoe verliefd we ook mogen zijn op een voortreffelijk lendestuk van het rund, of een fles bourgogne, op een damasken roos of een Stradivarius – toch zullen we nooit door glimlachjes, lonken, door kleding of vleierij, of door andere kunsten of trucjes trachten de affectie op te roepen van genoemd lendestuk etc. Zuchten doen we misschien wel eens; maar dan meestal in afwezigheid, niet in aanwezigheid van het geliefde object. Anders zouden we misschien moeten klagen over hun ondankbaarheid en doofheid, om de zelfde reden als waarom Pasiphaë klaagde over haar stier, die ze trachtte te winnen met alle koketterie die met goede gevolgen wordt beoefend in de salon, op de veel gevoeliger en ontvlambaarder harten van de daar aanwezige elegante heren.
Het tegengestelde gebeurt bij de liefde die optreedt tussen personen van dezelfde soort, maar van verschillende sekse. Zodra we in dit geval verliefd zijn, wordt het onze belangrijkste behoefte de affectie van het geliefde object te winnen. Met welk doel wordt onze jeugd anders geschoold in de kunst zichzelf aantrekkelijk te maken? Als het niet met het oog op deze liefde was, vraag ik me af of iemand zijn brood zou kunnen verdienen met een van de beroepen die tot taak hebben de menselijke figuur te doen opvallen en te versieren. Nee, die grote polijsters van onze manieren, van wie sommigen denken dat ze ons leren wat ons wezenlijk onderscheidt van de ongevormde natuur, zelfs zulke lieden als dansmeesters, zouden dan wellicht geen plaats vinden in de maatschappij. Kortom, al die sierlijke gedragsvormen die jongedames, en jongeheren ook, leren van anderen, en de vele verbeteringen die zij zelf met behulp van een spiegel daaraan toevoegen, zijn niets anders dan die spicula & faces amoris die Ovidius zo vaak noemt; of, zoals ze in onze eigen taal vaak worden genoemd: de hele artillerie van de liefde.
Welnu, nauwelijks hadden mevrouw Waters en onze held samen plaatsgenomen, of de eerste begon genoemde artillerie op de laatste te richten. Maar hier, nu we op het punt staan ons te wagen aan een beschrijving die tot nog toe in proza noch poëzie is ondernomen, lijkt het ons juist de hulp in te roepen van zekere etherische wezens die ons ongetwijfeld bij deze gelegenheid vriendelijk te hulp zullen komen.
‘Zeg ons dan, O Gratiën, die de hemelse paleizen bewoont voor Serafina’s aangezicht; u bent waarlijk goddelijk en altijd in haar nabijheid, en zeer bekend met de kunst van de betovering; zeg ons wat de wapens waren die nu werden gebruikt om het hart van de heer Jones te veroveren.’
‘Ten eerste vlogen er uit twee prachtige blauwe ogen, wier heldere ronding bliksemde bij dit salvo, twee scherp lonkende blikken. Maar gelukkig voor onze held troffen ze alleen een enorm stuk vlees dat hij juist naar zijn bord overbracht, zodat ze geen schade aanrichtten. De schone strijdster zag dat ze hun doel misten en ontlokte ogenblikkelijk een dodelijke zucht aan haar schone boezem. Een zucht die niemand onbewogen zou kunnen aanhoren en die onmiddellijk een dozijn aanbidders met machteloosheid zou hebben geslagen; zo zacht, zo lief, zo teder dat de lucht zelf een subtiele weg zou hebben gevonden om heimelijk tot het hart van onze held door te dringen, als zij niet toevallig van zijn oren verdreven was door het grove geborrel van het bier dat hij op dat moment uit een fles schonk. Vele andere wapens beproefde zij; maar de God van het Eten (als er zo’n godheid bestaat, wat ik niet zou willen beweren) beschermde zijn aanhanger; maar misschien was het niet dignus vindice nodus en valt de veiligheid van Jones met natuurlijke middelen te verklaren: want zoals de liefde ons vaak beschermt tegen de aanvallen van de honger, kan de honger ons misschien in sommige gevallen beschermen tegen de liefde.
De schone, tot razernij gebracht door haar herhaalde teleurstellingen, besloot tot een korte wapenstilstand. Een pauze die zij gebruikte om elk stuk wapentuig voor de oorlogsvoering van de liefde gereed te maken voor het hervatten van de aanval, zodra het eten achter de rug was.
Nauwelijks was de tafel afgeruimd, of ze begon weer met de krijgshandelingen. Om te beginnen schoot ze, nadat ze haar rechteroog van opzij op de heer Jones had gericht, uit de hoek ervan een uiterst doordringende blik af; een groot deel van de kracht ervan was al verloren gegaan voordat hij onze held bereikte, maar hij bleef toch niet geheel zonder effect. Toen de schone dit zag, wendde ze haastig haar ogen af en sloeg ze neer, alsof ze zich zorgen maakte over wat ze gedaan had; maar haar bedoeling hiermee was alleen hem te misleiden, hem er zelfs toe te brengen zijn ogen te openen, waardoor ze bij verrassing tot zijn hart wilde doordringen. En nu, langzaam deze twee stralende hemelbollen opslaand die al begonnen waren indruk op Jones te maken, vuurde ze in de vorm van een glimlach een salvo van kleine betoveringen af uit haar hele aangezicht. Geen glimlach van genoegen, of van vreugde, maar een glimlach van genegenheid, zoals de meeste dames die altijd ter beschikking hebben, en die hun de mogelijkheid biedt tegelijk hun welgezindheid, hun aardige kuiltjes en hun witte tanden te laten zien.
Deze glimlach trof onze held recht in de ogen, en hij wankelde onmiddellijk onder de kracht ervan. Toen begon hij het strijdplan van de vijand te zien en ook te voelen dat het succes had. Nu begonnen er vredesonderhandelingen tussen de partijen, tijdens welke de behendige schone zo sluw en onmerkbaar haar aanvallen voortzette, dat zij het hart van onze held al bijna verslagen had voordat zij haar vijandige handelingen hernam. Om eerlijk te zijn, ben ik bang dat de heer Jones zich maar halfslachtig verdedigde en verraderlijk het garnizoen liet capituleren zonder zijn trouw aan de schone Sophia erg zwaar te laten wegen. Kortom, nauwelijks waren de amoureuze vredesonderhandelingen achter de rug en had de dame de koninklijke batterijen blootgegeven door achteloos haar halsdoek van haar nek te laten glijden, of het hart van de heer Jones was geheel veroverd, zodat de schone winnares de gebruikelijke vruchten van haar overwinning kon smaken.’
De Gratiën menen dat het goed is hier hun beschrijving te beëindigen, en wij denken dat het goed is hier het hoofdstuk te beëindigen.