Niemand weet iets over zijn geboorte of hoe hij ter wereld kwam. Hij dook op aan de goudgele oevers van de rivier Akragas, in de mooie stad Agrigente, kort nadat Xerxes de zee in de boeien had laten slaan. De traditie verhaalt slechts dat zijn grootvader Empedokles heette: niemand kende hem. Waarschijnlijk moeten we daaronder verstaan dat hij zoon van zichzelf was, zoals een God betaamt. Maar zijn leerlingen beweren dat voordat hij in zijn glorietijd de velden van Sicilië doorkruiste hij in onze wereld reeds vier levens achter de rug had: als plant, als vis, vervolgens als vogel en ten slotte als meisje. Hij droeg een purperen mantel waar zijn lange haar los op neerviel; om zijn hoofd droeg hij een gouden band, aan zijn voeten bronzen sandalen en hij hield slingers van gevlochten wol en laurierbladeren in de hand.

Hij genas zieken door ze de hand op te leggen en droeg verzen voor in Homerische stijl, op gezwollen toon, staande op een wagen en met het gezicht ten hemel geheven. Een grote schare volgde hem en knielde voor hem neer om naar zijn gedichten te luisteren. Onder de heldere hemel die de korenvelden verlicht, kwamen de mensen van heinde en ver naar Empedokles, de armen vol offergaven. Hij oogste hun bewondering door het goddelijke gewelf van kristal te bezingen, de vuurbal die wij zon noemen, en de liefde die alles als een grote koepel omvat.

Alle wezens, zo verklaarde hij, zijn slechts verspreide splinters van die liefdeskoepel waarvan de haat is doordrongen. En wat wij liefde noemen is het verlangen ons te verenigen, ons te versmelten en één te worden zoals we dat voorheen waren in de schoot van de ons omgevende en thans door onmin versplinterde God. Hij verwees naar de dag waarop de goddelijke bol na alle gedaanteveranderingen van de zielen geheel in zichzelf vervuld zou zijn. Want de wereld die wij kennen is het werk van de haat en de vernietiging ervan zal het werk van de liefde zijn. Zo zong hij in de steden en op de velden; en zijn uit Lakonië afkomstige bronzen sandalen dreunden aan zijn voeten, en voor hem klonken de cymbalen. Maar tegelijkertijd spuugde de Etna een zuil van zwarte rook uit haar muil de hoogte in die een schaduw over Sicilië wierp.

Gelijk een hemelvorst had Empedokles zich omwikkeld met purper en bekroond met goud, terwijl de pythagoreeërs rondsjokten in hun dunne wollen tunieken en schoeisel van papyros. Men zei dat hij oogplak kon oplossen, tumoren kon laten verdwijnen en pijnen aan de ledematen kon onttrekken; men smeekte hem een einde te maken aan regens of onweer; vanaf een kring van heuvels bezwoer hij de stormen; in Selinonte verdreef hij de koorts door twee rivieren in de bedding van een derde te laten vloeien; en de inwoners van Selinonte bouwden ter ere van hem een tempel en sloegen medailles met zijn beeltenis face à face met die van Apollo.

Anderen beweren dat hij waarzegger was en, grootgebracht door Perzische magiërs, toverkracht bezat en kennis van kruiden die gek maken. Op een dag zat hij aan tafel bij Anchitos toen er een dolle man met geheven zwaard de kamer binnenstormde. Empedokles stond op, strekte zijn arm uit en zong de verzen van Homeros over het toverkruid nepenthes dat gevoelloos maakt. En onmiddellijk werd de uitzinnige door de nepenthes bevangen en bleef stokstijf staan, het zwaard in de lucht, en hij was alles vergeten alsof hij het zachte gif gedronken had dat in een beker schuimende wijn gemengd was.

Zieken kwamen naar hem toe buiten de stadsmuren en hij werd omgeven door een menigte ongelukkigen. Vrouwen mengden zich in zijn gevolg. Zij kusten de zoom van zijn kostbare mantel. Een van hen heette Panthea, de dochter van een edelman uit Agrigente. Zij was aan Artemis gewijd, maar zij vluchtte weg van het kille standbeeld van de godin en bestemde haar maagdelijkheid voor Empedokles. Men zag geen enkel teken van liefde tussen hen, want Empedokles bleef te allen tijde de onberoerbare god. Hij uitte zich slechts in metrische verzen en in Ionisch dialect, hoewel het volk en zijn getrouwen alleen maar Dorisch spraken. Al zijn gebaren hadden iets plechtigs. Wanneer hij met mensen verkeerde, dan alleen om hen te zegenen of te genezen. Meestentijds deed hij er het zwijgen toe. Niemand uit zijn gevolg heeft hem ooit slapend aangetroffen. Men zag hem alleen in zijn grootsheid.

Panthea was gekleed in fijne wol en goud. Haar haren waren gekapt volgens de weelderige mode van Agrigente, de stad waar het leven kalm verliep. Haar borsten werden ondersteund door een rode gordel en de zolen van haar sandalen waren geparfumeerd. Verder was zij even mooi als rijzig en zij bezat een verrukkelijke teint. Of Empedokles haar werkelijk heeft bemind, is niet zeker. maar hij had medelijden met haar. De Aziatische luchtstroom verspreidde de pest over de Siciliaanse velden. Veel mensen werden aangeraakt door de zwarte vingers van de plaag. Zelfs lagen er dode beesten aan de rand van de weilanden en men zag hier en daar geschoren schapen liggen, dood met geopende bek naar de hemel, met uitstekende ribben. En Panthea kwijnde weg door de ziekte. Zij viel ter aarde en blies haar laatste adem uit aan de voeten van Empedokles. De mensen die erbij stonden tilden haar verstijfde lichaam op en baadden het met wijn en welriekende stoffen. Ze maakten de rode gordel los die haar jonge borsten omsloot en wikkelden haar lichaam in linnen. En haar open mond werd door een band dichtgehouden en haar lege ogen weerspiegelden het licht niet meer.

Empedokles keek naar haar, maakte de gouden band om zijn voorhoofd los en zette hem op haar hoofd. Hij legde over haar borsten de profetenkrans van laurier, zong onbekende verzen over de reis der zielen en gaf haar tot drie keer toe bevel op te staan en te lopen. De menigte werd vervuld van schrik. Bij de derde aanroeping verliet Panthea het schimmenrijk, haar lichaam werd levend en kwam overeind, geheel omzwachteld met doodswaden. En het volk zag dat Empedokles doden tot leven wekte.

Pysianaktes, de vader van Panthea, kwam de nieuwe God aanbidden. Tafels werden buiten onder de bomen geplaatst om hem plengoffers te brengen. Staande naast Empedokles hielden slaven grote toortsen omhoog. Herauten riepen zoals bij de mysterieën plechtig om stilte. Plotseling gingen bij de derde wacht de toortsen uit en omhulde de nacht de aanbidders. En een krachtige stem liet zich horen, die riep: ‘Empedokles!’. Toen het weer licht werd, was Empedokles verdwenen. De mensen zagen hem niet meer terug.

 

Een ontstelde slaaf vertelde dat hij een rode flits had gezien die de duisternis om de top van de Etna had doorkruist. Getrouwen beklommen in het droeve licht van de dageraad de kale hellingen van de berg. De krater van de vulkaan spuugde een vlammenbundel uit. Op de poreuze kraterrand van lava die rondom de brandende afgrond loopt vond men, gehavend door het vuur, een bronzen sandaal.