Paul Verlaine
De naam van Paul Verlaine zal altijd verbonden blijven met die van Arthur Rimbaud met wie hij tussen 1871 en 1873 een stormachtige verhouding had, door Guus Luijters in zijn boekje De rotstreken van Arthur Rimbaud als een duidelijk voorbeeld van sadomasochisme beschreven met Rimbaud als meester en Verlaine als slaaf. Verlaine herkende Rimbauds talent onmiddellijk en de verschijning van dit ongelikte genie moet in hem zowel gevoelens van bewondering als van afgunst hebben gewekt. Rimbaud weekte hem los uit zijn pas gesloten huwelijk. Verlaine was een labiele persoonlijkheid en toen al een alcoholist in de dop. Zijn openlijke homo- seksuele verhouding met Rimbaud paste voor hen beiden in hun romantische opstand tegen de burgerlijkheid die Verlaine nooit helemaal op kon geven. Hun verhouding liep in 1873 uit op een schietpartij in een Brusselse hotelkamer in aanwezigheid van Verlaines moeder. Rimbaud werd in zijn ann geraakt en Verlaine verdween voor twee jaar in de gevangenis van Mons waar hij zich opnieuw tot het katholicisme bekeerde. Toen hij Rimbaud achterna reisde en probeerde hem in Stuttgart tot het ware geloof te bewegen werd hij door Rimbaud de kamer uitgevloekt.

Peter Verstegen heeft een uitgebreide bloemlezing uit het werk van Verlaine vertaald onder de titel Een droom vreemd en indringend met als ondertitel ‘Een leven in gedichten’. Verstegen koos hiervoor een originele vorm. De noten achter in de bundel geven niet alleen informatie over de afzonderlijke gedichten maar volgen ook Verlaines leven, een adequate vorm omdat Verlaines gedichten vrijwel altijd autobiografisch zijn.
Verlaine was geen genie zoals Rimbaud, maar wel een vernieuwer en, vooral in zijn latere werk, een geestige en lichtvoetige dichter. Zijn verhouding met Rimbaud leidde tot het gedicht ‘Voor Arthur Rimbaud’, dat gepubliceerd werd in de bundel Dédicaces (Toewijdingen, 189o).

VOOR ARTHUR RIMBAUD

Mens, engel, duivel OOK is Rimbaud onbetwist;
De ereplaats in dit mijn boek staat voor jou open,
Al moest een zottefrikje afdoen als verlopen
Sujet, baardeloos monster, dronken lyceïst.

Opkringelende wierook, rijke luitakkoorden
Groeten jou in de tempel der gedachtenis,
Je naam zingt luisterrijk van wat jouw glorie is,
Omdat jij mij hebt liefgehad zoals het hoorde.

De vrouwen zienje als eenjonge sterke vent
Van boerse schoonheid, boerenslim ook op zijn tijd,
Begeerlijk en daarbij gevaarlijk indolent!

Je overwon de dood, is al van jou geschreven,
En dat je mateloos maar puur genoot van  ‘t leven,
Je blanke voeten rustend op de kop van Nijd!

Die kop van Nijd moet die van Verlaine zelf zijn geweest, al is het gedicht een scherp portret van de op de paar bewaarde foto’s uit die tijd broeierig en stug kijkende jongen met zijn slordige haardos.

Verlaines huwelijk met zijn vrouw Mathilde werd in 1875 ontbonden en vanaf die tijd gaf hij zich opnieuw over aan de twee grote verleidingen in zijn leven: de vrouwen en de drank. Het verschil met zijn vroegere poëzie, waarin hij nog sterk onder de invloed van de Parnassiens stond, is de zelfspot waarmee hij zijn toestand beschreef.

Ik was een mysticus en nu niet meer
(ik kon de vrouw niet langer meer weerstaan).
Al duurt het ideaal dat ik vereer,
Zelfs absoluut, ik moest het laten gaan.

Want ach, ik kon de vrouw niet meer weerstaan!

Ik bad tot God, weer kind in mijn gedachten
(Vandaag kniel ik alleen voorjou nog neer),
Ik was vol geloof en rein verwachten,
Van vrome liefde, hartstochtpuur en teer,

Maar nu kniel ik alleen voor jou nog neer!

De vrouw, voorjou wordt ze opnieuw DE Heer,
Een heer almachtig en zelfs tiranniek,
Maar hoe bedrieglijk! Alles mag een keer,
Al is  ‘t beoogde doel ook duivelsziek…

Och, was ik weer als toen, vroom en mystiek!

Het bleef een vrome wens. Verlaine hokte het laatste deel van zijn leven samen met twee dames van lichte zeden, en lag vaak in het ziekenhuis. In oktober 1891 ligt hij in het ziekenhuis Broussais. Daar hoort hij dat Rimbaud is overleden. Tegen een vriend zegt hij: ‘Sinds zijn dood zie ik hem elke nacht weer. Er school een demonische verleiding in die jongen. De herinnering aan hem is een zon die in mij brandt en niet wil doven.’

Al was bij geen Rimbaud, zijn gedicht ‘Ars poetica’ is nog altijd actueel. Hij schreef het in de gevangenis van Mons, maar publiceerde het pas in 1882. Charles Morice was een criticus die niet zo geporteerd was voor het werk van Verlaine.

ARS POETICA

Voor Charles Morice

Vóór alle dingen muzikaliteit,
Het aantal lettergrepen liefst Oneven:
Dan gaat het vers vervluchtigen en zweven
Zonder iets zwaars, zonder gewichtigheid.

Want je gedicht wordt dan pas echt iets waard
Als je de woorden kiest die ietwat wringen;
Het liefst hoor ik een onbestemd lied zingen,
Waarin zich Vaagheid aan Precisiepaart.

Dan zie je achter voiles ogenpracht,
Dan gaat het zomers middaglicht pas beven,
Dan laat een lauwe herfstlucht pas iets leven
Van ‘t blauw gewemel in een sterrennacht!

Wij willen de Nuance, daarmee uit!
Het gaat niet om de Kleur, maar de nuance!
Nuance, ach! Als enige toch kan ze
Droom aan droom paren, hoorngeschal aanfluit!

Mijd zoveel mogelijk ‘t moorddadig Leuke,
De wrede Geestigheid, de valse Lach;
De Hemel heeft geweend toen ze het zag:
Goedkoop als knoflook in de boerenkeuken!

Welsprekendheid moetje de nek omdraaien!
Je kan het best, alsje toch bezig bent,
Zorgen datje het Rijm een beetje temt;
Als je niet oplet, wordt het: laat maar waaien.

Het Rijm, Wie zegt het eens, doet zoveel kwaad!
Welk doof joch, welke dolle tekstverkoper
Gaf ons dat nepgoud, voor een duit te koop – en
Dat hol en vals klinkt alsje vijlen gaat.

Leg muzikaliteit in ieder woord!
Laatje gedicht iets zijn dat als bevlogen
Een ziel ontzweeft die, voel je, is gevlogen
Naar andere liefdes in een ander oord.

Laatje gedicht zijn als waarzeggerij
Die je laat drijven op de ochtendwind en
Waarin je geur van munt en tijm kunt vinden…
De rest is maar literatuur voor mij.

Het aardige aan dit gedicht is natuurlijk dat het doet wat het bestrijdt: rijmen. Verstegen is als het op rijmen aankomt een virtuoos vertaler. Hij heeft Verlaine voor nieuwe lezers hedendaags gemaakt.

Arthur Rimbaud: Gedichten. Tweetalig. Vertaling: Paul Claes. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1998.
Arthur Rimbaud: Een seizoen in de hel. Tweetalig. Vertaling: Paul Claes. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2000
Arthur Rimbaud: Brieven 1870- 1875. Tweetalig. Vertaling: Paul Claes. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2002
Arthur Rimbaud: Illuminations. Vertaling: Hans van Pinxteren. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1975
Paul Verlaine: Een droom vreemd en indringend. Tweetalig. Vertaling: Peter Verstegen. Van Oorschot, 2002
Guus Luijters: De rotstreken van Arthur Rimbaud. L.J.Veen, 2004.