Zalmen Gradowski (1918-1944) begon zijn geheime aantekeningen, die hij als lid van het Sonderkommando in Birkenau schreef en in september 1944 in de as bij een crematorium begroef, en die hij zelf in een voorwoord ‘belangrijk historisch materiaal’noemde, met de volgende zinnen, hoog inzettend: Kom tot mij, gelukkige burger van de wereld, die in een land leeft waar geluk en vreugde nog bestaan. Ik zal u vertellen hoe moderne, weerzinwekkende misdadigers de vreugde van een volk in een catastrofe veranderd hebben, zijn geluk en welbehagen voor altijd teniet hebben gedaan (…) Kom tot mij, burger van de vrije wereld, wiens land door een moderne Chinese muur omgeven is, die de klauwen van de sadistische demon niet in hun greep hebben gekregen, die niet overvallen en gewurgd en vernietigd zijt. Kom tot mij, burger van de vrije wereld, die het geluk had niet van aangezicht tot aangezicht te staan met de gruwelijke heerschappij van de moderne piraten. Ik zal u vertellen en tonen hoe en met welke middelen miljoenen van een deemoedig volk vernietigd zijn (…) Wie weet of er morgen bij zonsopgang nog getuigen uit deze duistere, gruwelijke nacht te voorschijn zullen komen. Gij zult nu denken dat de genadeloze vernietiging om u heen door kanonsvuur wordt aangericht. Gij zult zeker denken dat de volledige vernietiging van het volk van Israël in Europa door een natuurramp heeft plaatsgevonden, net alsof op een goddelijk teken de aarde zich opende en de hier verzamelde joden verzwolgen heeft (…) Ik begeleidde hen naar de plaats waar zij het laatste traject van hun tocht begonnen voordat zij voor altijd van de aardbodem verdwenen. Zij vertelden mij alles: hoe zij uit hun huizen verdreven werden, over hun lijden en kwellingen, tot zij op hun laatste plaats van bestemming kwamen als slachtoffers van de demon (…) Ik zal u vertellen en met feiten bewijzen hoe het gecultiveerde Herrenras een zwak, weerloos volk vernietigde dat niet op misdaad uit was – het joodse volk. (…) Kom tot mij, burger van de vrije wereld, die het geluk had niet op de wrede macht van wilde dieren op twee benen te stuiten. Ik zal u uitleggen met welke sadistische, geslepen middelen zij over miljoenen mensen van het weerloze, onbeschermde, verlaten joodse volk vernietiging hebben gebracht. Kom vandaag nog, nu de verwoesting nog in volle gang is, kom, nu de vernietiging nog woedt, nu de doodsengel nog onder ons rondwaart, nu het vuur in de de ovens nog volop brandt. Sta op, zet u in  beweging! Wacht niet tot de vloed voorbij is, de hemel opklaart en de zon weer schijnt, want gij zult verbaasd om u heen kijken en niet geloven wat uw ogen zien. Wie weet of met het wegebben van de golfstroom ook niet de ooggetuigen zullen verdwijnen die de taak hebben u de gehele waarheid te vertellen. (Geciteerd uit de inleiding van Gideon Greif bij de uitgave van oogggetuigenberichten van het Sonderkommando, ‘Wir weinten tränenlos…’.)

Toen Gradowski zijn kroniek over zijn transport naar Auschwitz in 1942, met het schrijven waarvan hij eind 1943 begon, op zes september 1944 in de as bij Krematorium III begroef, voegde hij er de volgende brief[1] aan toe, heel anders van toon dan de opmaat van de kroniek:

 

‘Ik heb deze tekst geschreven in de tijd dat ik deel uitmaakte van het Sonderkommando. Men had mij van kamp Kielbasin bij Grodno weggehaald. Ik heb dit net zoals vele andere aantekeningen willen achterlaten als herinnering voor de toekomstige wereld van vrede, om te laten weten wat hier gebeurd is. Ik heb het in de as begraven in de veronderstelling dat daar de veiligste plek was, omdat men er zeker zal graven om de sporen van de miljoenen mensen die omgekomen zijn terug te vinden.

Maar ten slotte zijn ze begonnen met alle sporen uit te wissen en ze gaven bevel overal waar veel as lag die fijn te malen en naar de Vistule [de rivier de Weichsel] af te voeren om het in het water weg te laten stromen. We hebben veel kuilen uitgegraven. Op dit moment zijn er twee van die open kuilen op het terrein van de crematoria 1 en 2[2]. Verschillende kuilen zijn nog vol as. Het kan zijn dat ze die vergeten hebben of zelf voor de hogere autoriteiten verborgen hebben, want het bevel was: zo snel mogelijk alle sporen uit te wissen. Ze hebben het bevel niet uitgevoerd en dat verzwegen.

Daardoor zijn er twee grote kuilen boordevol as op het terrein van de crematoria 1 en 2. Veel as van verbrande lijken van duizenden joden, Russen en Polen is verspreid en omgespit op het terrein van de crematoria. Op het terrein van de crematoria 3 en 4 vind je ook weinig as, het is meteen vermalen en naar de Vistule afgevoerd, want men wilde over het hele terrein de politiek van de ‘verschroeide aarde’ toepassen!!!

Het schrift met aantekeningen en andere notities zijn in de groeven achtergebleven die doordrenkt zijn van bloed, bij de botten en vaak niet helemaal verbrand vlees. Dat is meteen aan de geur te merken.

Dierbare ontdekker, zoek overal, op elk stukje grond. Daaronder liggen tientallen documenten begraven, de mijne en die van andere personen, die een licht werpen op alhetgeen hier gebeurd is. Er zijn ook veel tanden in de grond gestopt. Die hebben wij, de arbeiders van het Kommando, speciaal zoveel mogelijk over het hele terrein verspreid zodat de wereld de tastbare bewijzen kan vinden van de miljoenen menselijke wezens die vermoord zijn. Wij hebben zelf alle hoop verloren dat we de bevrijding zullen beleven. Ondanks de gunstige berichten die ons bereiken, zien we dat de wereld de barbaren de mogelijkheid geeft de laatste resten van het joodse volk te vernietigen. Voor onze ogen komen nu tienduizenden joden uit Tsjechoslowakije om. Deze joden leefden kennelijk nog in de verwachting dat ze bevrijd werden. Maar waar voor de barbaren gevaar dreigt en waar zij wegmoeten, nemen zij de rest van de nog in leven gebleven joden naar Auschwitz-Birkenau en Stutthof[3] bij Gdansk. Dat weten wij dankzij getuigenissen die ons ook vandaar bereiken.

 

Wij leden van het Sonderkommando wilden al lang een einde maken aan het verschrikkelijke werk waartoe wij onder bedreiging van de dood gedwongen worden. We wilden iets groots doen. Maar mensen uit het kamp, voor een deel joden, Russen en Polen, hebben ons daar uit alle macht van afgehouden en gedwongen de datum van de opstand uit te stellen. De dag is nabij. Het kan vandaag of morgen gebeuren. Ik schrijf deze woorden op het moment van het grootste gevaar en de grootste opwinding. Moge de toekomst over ons oordelen op basis van mijn aantekeningen, moge de wereld er op zijn minst een zwakke afschaduwing in zien van de tragische wereld waarin wij geleefd hebben.’

 

Zalmen Gradowski

6 september 1944

 


[1] Vertaald uit het Frans naar Des voix sous la cendre, met gebruikmaking van de Duitse versie in Inmitten des grauenvollen Verbrechens.

[2] Omdat er in het Stammlager een crematorium was dat meestal als Krematorium I wordt aangeduid, ontstaan er soms misverstanden: met 1 en 2 zijn hier de crematoria II en III bedoeld.

[3] Het kamp werd gebouwd op 2 september 1939, net na de inval van de Duitsers in Polen, en was in eerste instantie bedoeld als interneringskamp voor burgers.