Een foto is een rechthoek. Van oudsher zijn prenten en schilderijen rechthoekig. Met uitzonderingen om deze regel te bevestigen.
Wat wij in werkelijkheid zien, kent geen begrenzing en zeker geen rechthoekige afkadering.
Alleen daarom al heeft een foto niets met de werkelijkheid te maken.

‘I’m a camera.’
Op de foto zien wij een rond oog achter de sluiterspleet, kijkend door een ronde lens.
Klaar om een rechthoek te vormen.

Rechthoeken binnen de rechthoek

De rechthoek op deze foto wordt gevormd door een ‘blokje’ mensen. Je zou nooit overeen blokvorm kunnen spreken als het aan de voorzijde niet afgekaderd was door een strakke rij identiek geklede heren.
Achter deze rij staan de mensen ongeordend door elkaar zoals dat ook het geval is met de omringende groepering.
Met dit verschil dat het hier, anders dan bij de omstanders, uitsluitend gaat om mannen.
Weten wij dat zeker?
Ja.
Neem een zak. Ik bedoel een verpakkingszak, zonder etiket of andere aanduiding van de inhoud.
Open die zak. Wat zie je? Bonen.
Ah, een zak met bonen!
Weten wij dat zeker?
Ja.
Maar daaronder…
Onzin.
Bonen bovenin, bonen onderin.
Pas als je na het openen van de zak, bij de eerste aanblik, aarzelt of dit echt wel bonen zijn, begint de twijfel.

Om dit fenomeen te bewijzen is er op de markt te B. een kleine demonstratie gehouden.
Acht mannen verkleedden zich als man.
Geen twijfel mogelijk.
Zij stelden zich in een gesloten rij op. Daarachter groepeerde zich een aantal personen.
Alle omstanders vroegen zich vervolgens af wat al die mannen op de vroege zondagochtend voor de pastorie deden.
Om te bewijzen dat hun vraagstelling juist was, is de heer A. op het dak van het koetshuis geklommen en heeft hij van bovenaf een foto gemaakt.

De rechthoek waar het in deze foto om gaat, staat niet op de foto. Hij staat naast de fotograaf.
De ontbrekende rechthoek beheerst de afgebeelde kamer totaal.
Alles wat de foto mist, zit erin. Hartstocht, moord en doodslag, liefde, avontuur, luxe, gebrek, bedrog, schone schijn, list, lust, vergezichten, klatergoud, God, de Duivel en nog veel meer.
Avond na avond wordt het eruit gehaald.
Na het avondeten gaat er een doos van Pandora open die vlak voor het slapengaan door een druk op de knop veilig wordt gesloten.

De rechthoeken die wèl op de foto staan.
De ingelijste trouwfoto’s aan de muur.
De foto als herinnering die de echte herinnering allang vervangen heeft.
De foto als substituut van de herinnering.
Het plezier verstart tot een afgebeelde glimlach.
Onwrikbaar vastgelegd voor later. De afbeelding die de herinnering aan het plezier verdrongen heeft, die de plaats in het geheugen heeft ingenomen.
Als het waar is dat je even voor het sterven je leven in een flits aan je voorbij ziet gaan, dan zal die reeks beelden voor een deel bestaan uit foto’s, compleet met lijsten en al.

Hier bestaat het land uit rechthoeken.
Afgebakend door rechte wegen, sloten, afrasteringen, heggen en windsingels.
Om dat goed te kunnen zien, moet je een hoger standpunt innemen.
Hup, de spoordijk op, of nog beter: het vliegtuig in.
Voilà!
Uitgemeten op de tekentafel door mensen die met de lineaal weten om te gaan.
‘Nieuw land, meneer, dus geen gezeur met bergen of slordige rivieren.’
Ze trekken hun lijnen en geven ze een naam.
De blauwe heten Trekvaart of Melksloot.
De zwarte heten Rijksstraatweg of Kerkepad.
Deze foto heeft ook een naam.
Een fotograaf zei mij dat ie de kut genoemd wordt.

Goed, daar staat ie dan. Haaks op het vlakke land.
Recht overeind.
Te mooi voor de achtertuin van Yab Yum.

Kijk maar, er staat niet wat er staat want er staat iets voor.
Hinderlijk.
Niet alleen in de bioscoop – nooit meer een hoed maar wel dat wat eronder zit – maar ook elders en anders.
Je ziet alleen iets als er niets voor staat, ligt, hangt of zit, en als er licht op valt – vandaar die halve maan.
Anders en ook vervelend is dat de voorkant voor de achterkant zit.
Of omgekeerd.
Ik heb dat vaak met gezichten of beter: met hoofden.
Dat het achterhoofd het gezicht in de weg zit.
Ik loop op straat. Voor mij loopt een vrouw.
Ik heb alle tijd voor de achterkant.
Hoe ziet zij er van voren uit?
Ik versnel mijn pas en passeer haar. De korte, zijdelingse blik op haar profiel lost niets op en verhoogt alleen maar mijn nieuwsgierigheid.
Wat nu? Ik snel haar vooruit – zelfs geen achterkant meer.
Stoppen – omdraaien – aanstaren?
Onmogelijk!

Terug naar de rechthoek op de foto.
Een projectiescherm.
We sluiten de gordijnen.
Een ouderwets geklede verpleegster bedient de projector.
Het eerste beeld verschijnt:

Een projectiescherm voor een piano. Daarboven een foto van de maan.

Een kut als een vingerwijzing Gods.

Een kamer: ‘Groots en meeslepend wil ik leven.’

Acht regenmakers op een plein.

Een oog, vastgeschroefd, een lens. Rond.