Mijn leven is even denkbeeldig als dat van de mannen die ik ken.

Ze hebben hun jaren graag van begin tot oneindig

en op zeker moment van het einde weer terug.

 

We geloven dat alles zich steeds herhaalt, opnieuw met hetzelfde begint.

De maan wast, de maan neemt af, het waterpeil stijgt

het wordt een zomer met veel bramen.

 

Ik neem hun loopje over, trek evenveel met mijn schouders

heb hetzelfde voorouderlijke album opengeslagen.

Net na de geboorte, nog zwart-wit, de eerste klassenfoto in kleur

ouders met steeds wisselende kapsels en brillen.

 

De eerste keer dat hij in de camera kijkt.

Van al die gestorvenen, het opkijken uit hun mysterie.

Meer dan de dood ken ik niet, niet de eeuw waarin zij leefden

de rook die ze inademden, uit ademden, nakeken en opnieuw inademden.

 

Ik adem twee keer zoveel als ik nodig heb, hang die extra adem op in de kamer

zodat hij geen moeite hoeft te doen een eigen adem te beginnen.