Bij Rainer Maria Rilkes Lied vom Meer

Gedicht

Oeroud gewaai van zee, zeewind bij nacht
Jij gaat naar geen die waakt of zien zal hoe
Oeroud gewaai van zee, zeewind bij nacht
Jou te weerstaan! Oeroud gewaai van zee
Jij gaat naar geen die waakt of zien zal hoe
Versteend is van louter ruimte rijten
Jou te weerstaan! Oeroud gewaai van zee
Zo gevoel je vijgboom, hoog in maanschijn
Versteend is van louter ruimte rijzen
Zo gevoel je vijgboom, hoog in maanschijn

Gedicht?

Oeroud waaien van meer, zeewind bij nacht
Jou ontgaat geen die wacht of zien zal hoe
Oeroud waaien van meer, zeewind des nachts
Jij zult weerstaan! Oeroud waaien van meer
Jou ontgaat wachten niet, noch verwijzen
Verstenigd weze van ruimte rijzen
Jij zult weerstaan! Aldoor waaien van meer
Zo gevoel je varen, diep in maanschijn
Verstrengeld wezen van ruimte rijze
Zo gevoel je varen, in maanschijn diep

Niet-gedicht?

Oeroud waaien des meer, onweer des nachts
U vergaat het wachten, zich verwijlen
Oerwoudwaaien des meer, onweer des nachts
Gij hebt verstaan! Aldoor van waaien wind
Nu vergaat hier wachten, zich verwijlen
Verstrengeld wezen uit ruimen rijze
Gij begrijpe aldoor vallen, regen
Zo gewordt ge varen, in maanschijn diep
Verstengeld wezen in noemen zinke
Zo gewordt ge varen, schorsmos, kreekje

Niet-gedicht

Oerwoudwaaien des meer, onweer of min
Verginge het wachten, zich verwijlen
Oerwoudwinde, des meren onweermin
Gij der grijping! Aldoor regenvallen
Verhinge het wachten zich verwijlend
Verstrengelwezendiagnosticus
Aldoorgrijping! Alomregenvallen
Gevarenwording bij schorsmoskreekje
Verstrengelwezendiagnostica
Schorsmoskreekjes gevarenwordingsdood