Lieve A.,
Hoe kan ik voorkomen dat deze reis mislukt? Het is de verkeerde vraag. De dag ziek van beelden, de nacht ziek van vergeten. Gisteren ben ik de hele dag in bed gebleven, rillend van de kou, grieperig. Alsof ik werkelijk geloofde ziek te zijn, lijdend aan een andere ziekte.

Nu, in dit café, is het goed dat ik je schrijf, iets anders is niet mogelijk of het moet drinken zijn. Drinken is wat iedereen hier doet, maar nooit alleen. Wie niet met anderen binnenstapt, maar hardop pratend, treft altijd een bekende. Woorden worden doorgegeven in een naam, een anekdote. Zo vlechten ze de uren aan elkaar.

Het valt mij zwaar zomaar iemand aan te spreken. Moet ik over het weer beginnen of ze vertellen wat ik hier doe? Moet ik ze naar hun leven vragen, nu ze hun familie bij zich dragen? Hem moet het niet hebben gedeerd. Hij zou nooit zijn teruggeschrokken voor de aanwezigheid van onbekenden. Kom, vertel eens, bevalt het leven je en geen antwoord zou hem onthutst hebben. Zo moet hij haar getroffen hebben. Misschien niet hier, maar buiten op het plein of langs de oude landweg ter hoogte van de vervallen kapel, waar de meeste bezoekers aan deze streek vroeg of laat naar het verleden gaan staan kijken. Toen ik daar deze week hetzelfde deed, trof ik alleen een scharminkelige hond die ongevoelig bleef voor alles wat ik zei en tussen de gebroken pilaren onafgebroken naar de winter leek te zoeken. Hier is geen sneeuw, alleen nu en dan regen. Ook nu weer en dankbaar voor dit excuus heb ik een tafel in dit café uitgezocht om jou deze brief te schrijven. Als ik straks naar buiten loop, kijk dan even door het raam, naar de schaduw van de berk en al die armen en benen. Hier staan andere, schaduwloze bomen, waaronder de zomer even hard brandt als boven de velden. Het is niet de hitte, maar het licht dat niets verbergt. Wie iets geheim wil houden heeft geen ander middel ter beschikking dan theater. De mensen spelen, ze spelen de werkelijkheid. Of dit café. Ik sta aan de bar zoals de berk bij jou thuis langs de weg staat.
Misschien moet ik ook deze brief afrekenen en wat er achterblijft als ik de deur achter mij dichttrek. Mocht iemand mij vragen wie jij bent, dan zal ik spelen dat ik jou geschreven heb en van de woorden die ik niet kon schrijven dronken ben geworden. Voeg die woorden bij de rook als je deze brief verbrandt. Iemand kijkt naar mij met jouw ogen. Het is tijd om te gaan.

J.