Wat is dat voor gedoe, dat hoofdschudden, dat schrikbarend gezwaai?

Dingen, wat bezielt jullie?

Bevestigingen! ontkenningen!

Maar jullie is niks gevraagd!

– Neem ons niet kwalijk, lijken de bomen ons vanuit hun stam te antwoorden. Het is niets: het is de wind.

‘Wat kun je anders doen dan met die wolf meehuilen, of tegen hem razen? Denk niet dat we hem serieus nemen.’

_

Ook ik ben niet dol op die sterke wind; zijn effect op de dingen is het enige waar ik vat op kan krijgen.

Hij schoffeert met name de planten: een fraaie verdienste is dat!

_

Akkoord! Je bent onstuimig, mijn windje, mijn sterke wind!

Tssjaa!!! Natuurlijk!!!

Onstuimigheid die soms wel lekker voelt – ik lach erom, als om een opdoffer zonder gevolgen.

Nee, windje, sterke wind, jij zult me niet overtuigen, hoezeer ik me ook beledigd, ruw behandeld, door elkaar geschud, vervoerd voel… ik blijf staan waar ik sta!

_

Ah! Als het een uitbundige schaterlach was, een hilarische bries, een slappe lach zo nu en dan: een of andere vis comica! Maar nee.

Ik heb die wind goed beluisterd.

Hij klinkt serieus, vol vertrouwen, zelfs enthousiast, heel zelfverzekerd… en opeens schiet hij zijn doel voorbij.

_

Soms, als de regen hem met zesendertigduizend naalden heeft doorboord, loopt hij leeg als een luchtballon en verdwijnt in een oogwenk van het toneel – waarschijnlijk door het souffleursgat…

Laten we er gebruik van maken om op adem te komen – en tot bezinning.

_

Al die beroering, dat ballet, die wilde dans die een mens – als een wat verschrikte getuige – bijwoont,

met dit zootje gestoorden om zich heen zou hij wel eens in de verleiding kunnen komen om er het gevolg in te zien van ik weet niet wat voor elektrische ontladingen of zenuwtrekken, plotselinge aanvallen van woede of waanzin, innerlijke demonen die hun gastheren door elkaar schudden.

Maar van jongsaf aan heeft hij vastgesteld dat deze verschijnselen en die geluiden, deze opwinding en die resonanties van de wereld om hem heen zich nooit voordeden zonder dat hij op zijn eigen huid een bijzondere tactiele gewaarwording registreerde, veroorzaakt door een heel andere ademtocht, even afgezien van intensiteit en temperatuur.

Hij heeft ook geconstateerd dat hij die gewaarwording kon opheffen door zich te verschuilen achter een schutting, een muur, of een rotswand.

Hij heeft daaruit al snel geconcludeerd tot een atmosferisch verschijnsel, en hij heeft dat De Wind genoemd.

De wind is dus een adem die, een zuchtje dat … etc. etc;

Een machtige ademtocht, die van buiten de mens komt, en die buiten hem en de dingen blijft.

Niets innerlijks – en in elk geval ook niet pathologisch.

_

Vanaf de volgende windvlaag – en daar komt hij juist weer opzetten – zullen we hem dus, terwijl we hem ondergaan, kunnen beoordelen

als het prototype van onredelijke uitingen: onnozel en brutaal.

Heel onrechtvaardig zou ik zeggen, ja, maar toch…

_

Want wat is de wind anders dan een bruusk, een onstuimig herstel van evenwicht?

De wilde rit van een hersteller van onrecht?

_

Hij is een tomeloze moralist.

Wat een ijver! Wat een haast!

Hij zou iedereen omver lopen om zijn doel te bereiken en de dingen, naar hij meent, weer op hun plaats te zetten.

Om deze of gene depressie die hem lokt, op te vullen. Ongeveer zoals water dat doet. Maar water stroomt in het algemeen in één richting. Hij rent naar rechts, naar links, vooruit, achteruit, alsof het gevaarlijk zou zijn ergens te blijven, vanwege een depressie hier of daar. Hij spreekt zichzelf geweldig tegen.

_

Alles wat op zijn pad komt, haalt hij overhoop, maar uiteindelijk weerstaat alles hem zonder veel moeite.

Omdat hij te gehaast is. Hij zit achter teveel hazen tegelijk aan.

Ze ontsnappen hem allemaal en bespotten hem op de grond, na een paar capriolen.

Slechts zelden zie je hem een tak breken.

En wat hij breekt, neemt hij in elk geval niet ver mee.

_

Bladeren, stoffen, stukken plaatijzer die door elkaar geschud, gekrenkt, gemaltraiteerd worden en dan merkwaardige geluiden maken.

Grassen, riet, struiken die gebogen of platgelegd worden, of door elkaar geschud of omgewoeld; dorre bladeren, korrels zand of stof meegevoerd door de lucht; wolken en zeilen voortgejaagd in de lucht of op het water…

Het is de kunst om een of andere val voor hem te zetten, die op hem af te stemmen en hem te benutten door hem uit te dagen: dat is het spel van de zeiler.

_

Je hoort niets anders dan fluitjes, blaasbalgen, sirenes, mislukte orgels. Pogingen tot muziek, onvolmaakte muziek, zoals wanneer je blaast op een sleutel met een gat zonder er een fluittoon uit te krijgen.

Alleen in schoorstenen soms een paar min of meer geslaagde pogingen tot sirenes.

_

Maar toch, wat zou het mooie muziek zijn, als hij het een beetje beter wist aan te pakken.

Wat een orkest, alle dingen van de wereld, als hij zich een beetje zorgvuldiger aan elk ding zou aanpassen en zich in de nodige bochten zou wringen om er de juiste toon aan te ontlokken!

Maar nee… Als moralist heeft hij veel te veel te doen. Jammer…

_

Ik ken mensen die de lof van de wind zouden zingen.  Nou en of! Dat zijn de aanhangers van de onvolmaakte muziek, omdat ze dezelfde gebreken hebben als hij – en de dingen helemaal niet tot spreken weten te brengen.

Degenen die, naar ze zeggen, de wind tegen hebben, die van de inspiratie bijvoorbeeld.

Ze zijn verrukt van die redeloze vervoering, van die nobele lokken à la… (vul de namen in die u wilt…), van dat windvlaagkapsel, van die grote gebaren, van die vrijdenkers (spiritu forte). ‘De geest,’ zeggen ze, ‘waait waarheen hij wil!’ –  ammehoela…

Verrukt van dat brutale en blufferige air, van die onafhankelijkheid, zoals ze zeggen, van dat gezonde, van dat schoonvegen, zoals ze zeggen.

Armzalige speelballen van een middelmatig atmosferisch verschijnsel, een meteoor van niks.

Die houden ervan zich (een beetje) ruw behandeld te voelen, (zachtjes) door elkaar geschud, (ongevaarlijk) vernederd, geslagen te worden; het zijn masochistjes.

Dat zijn de breedsprakigen, de windbuilen. Met dezelfde zwakheden en absurditeiten als hij. Ze gaan liggen zoals de wind gaat liggen bij de eerste regenbui.

_

Welnu, daar steekt een nieuwe rukwind op, en valt natuurlijk deze blaadjes aan. Hij zoekt het maar uit… en ‘opgeruimd staat netjes!’.

Want, zoals iedereen weet, heet ik ook DEIPHOBE*: die vreemde naam, die mooie naam.

En dit is de profetie over mijn onderwerp, haar op het hoogtepunt van haar vervoering ingeblazen door de enige god die van haar hield, toen hij haar opnieuw greep:

‘Jij, mijn zoon, zult niet bij die dwazen horen die, omdat ze achter hun hoed aan wilden rennen, het hoofd verloren.’

_

Omdat ik voortaan mijn bestemming ken, kan ik deze blaadjes net zo goed aan de winden overlaten, en met dit blaadje, het laatste, mogen ze spelen,

Want uiteindelijk zijn daarop mijn principes blootgelegd, en omdat jullie, lezers, ze hebben gehoord met mijn eigen stem, hebben jullie ze toch, zoals ze erop geschreven werden, zo goed GELEZEN

dat ze nu diep gegrift staan in jullie geheugen, als op een of andere stèle, ongevoelig voor de rukwinden van de toekomst.

Fronville,  de nacht van 17/18 augustus 1945;

Le Mas des Vergers, oktober/november 1974

_____________________________

*  Deiphobe is de naam van een Sybille die voorkomt in de Aeneas van Vergilius.  Geinspireerd door Apollo, die op haar verliefd was, schreef ze orakelspreuken op eikeblaadjes, die ze vervolgens aan de wind meegaf.  (Noot van de vertaler)