Iemand zit aan zijn benen, maakt ze los,
danst, uit de telefoonhoorn lekt een engel.
 
Achter hem de prefab kadewand
die golven opjut dat ze steigeren, bokken.
 
Er is een grijs dat zich niet hecht, niet
vastgehouden wordt, het spat en wentelt.
 
Vandaag is het raam bezet door de zee van vandaag,
morgen door die van morgen.
 
 
 

2

 
Ik hou iets vast hier,
roer ermee in een kopje.
 
Het nu trekt de wereld glad,
het ogenblik scheurt de wereld
 
zegt H., die in de eeuwigheid gelooft
(het werk ervan in de wereld).
 
Het grijs lekt als een gieter, krimpt en zwelt.
Iemand hangt uit het raam. Ik roer mijn thee,
 
zie in een kring de zee van hier en hier.
 
 
Eva Gerlach kreeg in 2000 de P.C. Hooftprijs voor haar poëzie. Recente publicaties: Een bed van mensenvlees (2003), Situaties (2006).