Capita selecte uit De Topografie van de Domheid

Disutopia
De val van de Berlijnse Muur in 1989 luidde volgens neoliberalen het ‘einde van de geschiedenis’ in. De ideologische evolutie van de mensheid heeft niet geleid tot een wereldwijd communisme, de heilstaat van de arbeidersldasse die ‘danst een groote reidans/ aan de oceaan der wereld’ (Herman Gorter), maar tot de universalisering van de Westerse democratie, ‘de stoelendans van de calculerende burger’ (H.L. Mencken). Na een pijnlijk rijpingsproces zijn we ontnuchterd het tijdperk van rationele schikkingen binnengegaan, gebaseerd op een neutraal inzicht in de economische noodzakelijkheden. Aan de wilde puberdromen kwam een eind.
We zijn getuige van de triomf van Disutopia: ‘het gaat niet om een tijdelijke afwezigheid van Utopia, maar om het politieke vieren van het einde van de sociale dromen’ (Anna Dinerstein en Mike Neary). De tijd heeft ons geleerd dat elke politieke utopie eindigt in totalitaire terreur.
Maar pleitbezorgers van de Vrije Markt vergeten dat ook het neoliberalisme een utopie behelst. Utopia is vanouds een project dat niet gelooft in de goedheid van de mens, maar in een mechanisme dat, toegepast op de hele maatschappij, zal leiden tot vooruitgang en geluk. Ook de vrije markt stelt het summum bonum in het vooruitzicht: een wereld zonder handelsbelemmeringen, met universele mensenrechten en een planetaire democratie als neveneffect: zonder grenzen geen oorlogen. Vergeleken met deze megalomane utopie verkeren politieke paradijzen van weleer, zoals de Staat van Plato, de Zonnestad van Tommaso Campanella of het Nieuwe Atlantis van Francis Bacon, in knusse luchtkastelen.
De klassieke utopieën beschrijven onbereikbare, ommuurde eilandjes van harmonie in een door hebzucht verdorven wereld; de moderne utopie is een visioen van een open, wereldomspannende orde, gedreven door hebzucht, waarin voormalige grootmachten als Frankrijk, Engeland en Duitsland verschrompelen tot lilliputternaties in de archipel van het ‘oude’ Europa. Eventuele uitwassen worden gecorrigeerd door de ‘tucht van de markt’, een ‘onzichtbare hand’, vrouwe Fortuna en andere mysterieuze krachten.

De immanente grens
Als alle utopieën stuit ook het neoliberalisme op een structurele onmogelijkheid. Simpel gezegd: rijkdom van de een gaat altijd ten koste van de ander; er is geen win-win situatie. Mondialisering gaat noodzakelijk gepaard met een groeiende kloof tussen degenen die erin slagen een plaats binnen de utopie te bemachtigen, de ‘ontwikkelden’ die profiteren van universele mensenrechten, en degenen die buitenboord vallen, de ‘achterlijken’ wier potentiële explosiviteit onderdrukt moet worden, desnoods met schending van de mensenrechten. Zo verhindert de mondialisering zichzelf een succes te worden; dat is de domheid.
Hoe vrijer het verkeer van goederen, hoe meer het verkeer van personen aan banden wordt gelegd, getuige de grenspolitie die is ingesteld door de Europese Unie om de ‘tsunami’ van immigranten te stuiten. Maar Europa isoleert ook de onderklasse binnen de Unie, die een bedreiging vormt van de welvaart, getuige de omheinde woonwijken voor de rijken en de muren rond de Roma. De ‘bescherming van de culturele identiteit’ tegen de achterlijke Islam en het hardleerse plebs moet deze discriminatie legitimeren. Het idee van de universele mensenrechten als een ‘onvoltooid project’ dat gradueel naar alle mensen zal worden uitgebreid is een fictie.
De paradox is dat mondialisering alleen kan plaatsvinden dankzij een specifieke groep die zich opwerpt als belichaming van de Wereldburger als zulks met uitsluiting van de rest. Insluiting van de ‘achterlijken’ zou het karakter van de mondialisering radicaal veranderen of zelfs ondermijnen. Globalisering impliceert kortom zijn tegendeel: provincialisme. Het antagonisme tussen ‘ontwikkelde’ en ‘achterlijke’ groepen structureert de binnen-en buitenlandse relaties.

De mondiale zotskap
In de huidige crisis draait de strijd erom welke groepen en landen tot de utopie worden toegelaten, en welke niet. De groeiende kloof tussen kansarm en kansrijk opent de ruimte voor nationalistische mythen waarmee de landen hun plaats binnen de Wereldorde pogen te legitimeren. Elke natie presenteert zich als schoolvoorbeeld van wereldburgerschap, met een beroep op de ouderdom of het hoge niveau van zijn beschaving, kortom met nationalistische bewijzen van zijn internationaliteit.
De zelfverheerlijking gaat gepaard met de verdomming van de ander. Elk land presenteert zich als het laatste bolwerk van beschaving tegen de oprukkende barbaren die altijd uit het zuiden of het oosten lijken te komen. We raken hier aan de meridianen en parallellen van de domheid, een korf die de hele wereld omspant als een narrenkap.

schermafbeelding-2016-10-05-om-21-44-16

Stultodroom
Dit opmerkelijke fenomeen is zo oud als de wereld: ter rechtvaardiging van hun imperialisme zagen de Romeinen Rome als spil van de beschaving, waaromheen in parallellen de ontwikkeling achteruitliep, met aan de uiterste grenzen de barbaren en andere monsters. Christenen zagen Jeruzalem als de navel van de wereld met de heidenen aan de rand. China noemde zich het Rijk van het Midden.
Uit de spotverhalen uit de negentiende en twintigste eeuw valt zelfs een stultodroom te reconstrueren, een denkbeeldige lijn van de domheid die niet zelden samenvalt met geografische obstakels als bergketens en rivieren.
Beginnen we met de Nederlanders die de Belgen dom vinden, dan loopt de lijn verder van west naar oost: de Belgen bespotten de Luxemburgers, Luxemburgers de Duitsers, Duitsers de Oost-Duitsers, Oost-Duitsers de Polen, Polen de Russen, Russen de Kazachen, Oezbeken, Tadjieken en de zwartkonten van de Kaukasus, Georgiërs de Osseten, Osseten de Ingusj, de Ingusj de Tsjetsjenen, de Turkmenen spreken met minachting over de Iranezen die op hun beurt de Irakezen bespotten, de Irakezen de Koerden, die ook door de Turken als achterlijk worden beschouwd, en de Turken op hun beurt door de Grieken.
En hier raken we de navel van de westerse domheid: de Balkan, waar alle landen sinds mensenheugenis elkaars barbaarsheid pogen te illustreren. De denkbeeldige grens van de domheid is voor rechtse Oostenrijkers de Karawanken, een bergloeten in de Zuidelijke Kalkalpen tussen Karinthië en Slovenië, waarachter de Slavische horden schuilen. Voor nationalistische Slovenen is die grens de Kolpa, een rivier die Slovenië scheidt van Kroatië. Slovenië ziet zich als deel van Middeneuropa en Kroatië als deel van de Balkan, getuige hun etnische bloedveten. Voor Kroaten is de cruciale grens die tussen het Westerse katholicisme en de oosterse orthodoxie van de Serviërs. De Serven op hun beurt beschouwen zichzelf als laatste christelijke verdedigingslinie tegen het fundamentalisme van Bosniërs en Albanezen.

De idiotie
Elke orde hanteert de stultodroom, de ideologische scheidslijn tussen beschaafd en achterlijk, om de structurele kloof te maskeren tussen degenen die mee mogen draaien in de orde en degenen die eruit liggen. ‘Wijzer’ worden alleen degenen die er rijker van worden.
Wie de ‘eeuwige’ stereotypen wil relativeren door te wijzen op de historische omstandigheden, gaat eraan voorbij dat het tijdgebonden pogingen zijn greep te krijgen op een idiotie die van alle tijden is, de ahistorische kern van de wereldgeschiedenis. Dit betekent niet dat domheid is uitgesloten van de historische veranderingen; domheid is de motor die de beschavingsgeschiedenis gaande houdt in haar vergeefse pogingen er een eind aan te maken.

Het IJzeren gordijn
Ook het IJzeren gordijn is een stultodroom; niet alleen een denkbeeldige grens tussen ideologieën, maar de afbakening van een spreekwoordelijk achterlijk gebied dat vanouds is aangeduid met de term ‘Azië’.
Volgens Petrus de Wacker van Zon begint Azië achter Enschede, ‘waar Nederland is dichtgeplakt met kranten’; andere Nederlanders menen dat Azië begint achter de IJssel. Volgens de Fransman Henri Massis, auteur van Défense

schermafbeelding-2016-10-05-om-21-48-12

de l’Occident (1928), begint ‘Azië’ achter de Rijn. Volgens Huizinga liep de grens langs de lijn Delfzijl-Vaals: ‘Een wonderlijk lotsbestel heeft ons volk, gescheiden van den oorspronkelijken stam, tot een edel deel van West-Europa gemaakt. Over Delfzijl en Vaals loopt de grens tusschen West- en Middel-Europa. In onze westolijkheid ligt onze kracht en de reden van ons bestaan. Wij hooren aan den Atlantischen kant. Ons zwaartepunt ligt op en over zee. Ons gezelschap is dat der Westelijke volken, van het groote volk in de eerste plaats dat de moderne staatsorde schiep, en nog de vrijheid handhaaft’. (Nederland’s Geestesmerk 1934). Konrad Adenauer sloot bij de grens met Pruisen de gordijntjes van z’n treincoupé, toen hij in de jaren 40 als afgevaardigde naar het parlement in Berlijn reisde, onder het motto: ‘achter de Elbe beginnen de Aziatische steppen’.
Deze vooroordelen spelen ook mee in de metafoor van het IJzeren Gordijn. In 1853 stelt Friedrich Engels dat ‘de natuurlijke grens van Rusland loopt van Danzig of misschien Stettin naar Triëst’. Ook Churchill trok in 1946 die lijn, op grond van de positie van de sovjettroepen, van Stettin aan de Oostzee naar Triëst aan de Adriatische kust. In noord-zuidrichting bezien is Europa langs de lijn Stettin-Triëst inderdaad het smalst, maar die scheidslijn tussen oost en west houdt geen rekening met culturele verschillen of geografische obstakels. In feite is het een ideologische stultodroom die de beschaafde wereld scheidt van de Aziatische barbaren, of het nu Hunnen, tsaristen of communisten zijn. Het spookbeeld moest de uitbarsting van onenigheid in het westen bezweren. Het IJzeren Gordijn is inmiddels weg, maar de stultodroom intact, getuige de vooroordelen over de Ossies.

De lichtende toekomst
Neoliberalen mogen graag de tolerantie van de democratie afzetten tegen de intolerantie van nationalistische regimes, maar ze zien niet dat ook de neoliberale utopie is gefundeerd op de structurele discriminatie van anderen die als achterlijke fundamentalisten worden weggezet. Domheid schuilt in de blik die de domheid ziet.
De hoop dat de utopie van de mondialisering zal aanbreken zodra het protofascistische nationalisme is opgeruimd, is dan ook vals. De ‘open’ democratie produceert de nationalistische ‘sluiting’ als zijn inherente tegendeel. Nationalisme is geen defensieve reactie op het ‘ontwortelende’ globalisme, maar een monster dat het zelf heeft gebaard. Enerzijds is het de vijand waar men zich tegen af kan zetten om het eigen falen te verhullen, anderzijds vervalt men zelf tot nationalistische borstklopperij om zijn bevoorrechte positie binnen de wereldorde te legitimeren.
De wereldwijde uitbarsting van nationalisme is geen stuiptrekking van negentiende eeuwse natiestaten, geen anachronisme in een tijd van globalisering, multinationals en mondiale integratie, geen opflakkeren van atavistische sentimenten, maar de etnische conflicten zijn een voorproefje van wat ons aan ellende te wachten staat.

Grenzeloze terreur
De structurele kloof van de mondialisering tussen degenen die binnen en zij die buiten de orde vallen, opent niet alleen de ruimte voor nieuwe vormen van nationalisme en fundamentalisme, maar ook voor domheid in zijn meest zuivere, zelfdestructieve vorm: terrorisme. Terrorisme is de wraak van degenen die structureel zijn uitgesloten van de maatschappij en daarom niets te verliezen hebben.
Terrorisme moeten we niet verwarren met fundamentalisme. Islamitische fanatici beroepen zich op een ‘verzonken’ kalifaat in een poging de structurele onevenwichtigheid van de mondialisering te ontwijken door steun te zoeken in een fictief verleden. Millenaristische radicalisten beroepen zich op een ‘nieuw Jeruzalem’. Moderniteit en ‘traditie’ vullen elkaar kortom aan, met geloof als schokbreker voor de modernisering.
Terroristen daarentegen pogen de tegenstelling tussen modernisering en traditie te overwinnen door een radicaal antimodernisme (afkeer van kapitalisme, individualisme, westerse waarden) te koppelen aan een radicaal antitraditionalisme: het systematisch vernietigen van alle banden met het land en het verleden. In een poging elke vorm van beschaving uit te wissen verbranden ze de boeken, vermoorden ze de intellectuelen en verwoesten ze de scholen om op het nulpunt te beginnen. Dat is het ware einde van de geschiedenis. In feite voeren ze de ontworteling en verdomming die inherent zijn aan de neoliberale utopie tot het bittere eind. In de terrorist ontmoet de globalist zijn gelijke.

Martelaarschap
Een westerse krant die marteling goedkeurt omdat dit mensenlevens kan redden (onder het mom dat terroristen geen aanspraak kunnen maken op mensenrechten, omdat ze zichzelf buiten de wet hebben gesteld), heet beschaafd. Een Arabische krant die pleit voor marteling van een Amerikaan heet barbaars. Opnieuw verhult de tegenstelling een kloof die aan de utopie van de mondialisering inherent is.
In de strijd tegen het fundamentalisme vertoont de staat fundamentalistische trekjes door mensenrechten te schenden in naam van het behoud van mensenrechten. In de strijd tegen het terrorisme ontaardt democratie in terreur (marteling, discriminatie, censuur) vergeleken waarbij de gewraakte terreurdaden met terugwerkende kracht verbleken tot kleinschalig amateurisme of zelfs verkeren in rechtvaardige daden van verzet.
De neoliberalen stuiten tussen hun vijanden op zichzelf als gelegitimeerde terroristen. En omgekeerd: in de strijd tegen de mondialisering ontstijgt het terrorisme de achterlijkheid van nationalisten en fundamentalisten. De zelfdestructieve domheid gaat sprekend lijken op haar tegendeel, onbaatzuchtige zelfopoffering: martelaarschap is domheid ten top.

Twin towers
Neoliberale ‘realisten’ verwerpen elke politieke utopie als wereldvreemd gedroom. De disutopist op zijn beurt is blind voor het fundament van zijn werkelijkheid: materiële onrechtvaardigheid. Disutopia is symptomatisch voor de globalisering die de wereld verdeelt in twee anti-utopische helften. In de ene helft heersen armoe, werkeloosheid, hongersnood, ziekte, geweld – ellende die utopische projecten frivool en irrelevant maakt. In de andere helft heersen een ongekende rijkdom, automatisering, spectaculaire wetenschappelijke ontdekkingen, grenzeloos amusement – luxe die utopische speculaties doet verbleken.
De aanval op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 betekent het einde van de neoliberale utopie; de ogen zijn geopend voor de geschiedenis en de idiotie. De krach van 2008 effent de weg voor nieuwe utopieën.