‘De tijd werd een mesjokkeme dokter.
Van kerkhofdrek druppelt z’n ketting.
Zijn jas van zwachtels en knechting
Werd de vlag van t land met de boktor.
Onder het uithangbord met de adder
Hield ie eerst spreekuur in Eden.
Een klokhuis zit sindsdien in de appel
En de ratelslang rent door de steden.
Vermomd als God, Zandloper en Joker
Goten z’n kolven de zwarte loper.
Doofpotten, ketels vol zachte zalven,
Eeuwen streek ie ze leeg aan de galgen.’