1
 
Wij zitten in de blubber jongens, da’s nie leuk, veel kapotte koelkasten ook en
hard plastic, lichtblauw, geel, roze ook – als een zuurstok, als een
kinderkutje kun je niet zien kun je alleen
schrijven
MAAR GOED OOK
gluurders, niet dan?
Waarom lees je dit dan touwhaarteefje met je
portobelloneger met je
blanke pijpartiest met je
schrale koranbezweerder met je en zonder bermbom!
 
Wacht maar guus
in de blubber met ons!
Waar is het kristal?
Want dit begint langzaamaan te stinken
naar betekenis (voor recensenten en andere gluurders naar de nevel in den hoge maar uit de zucht naar het kinderkutje, hardblauw onder een tak)
en dan nog al die welvaart (verkeersweg in de verte, viaduct tegen oranje avondlicht, echt een plaatje)
en maar stinken uren tegen de wind in, en maar gluren om een hoekie, niks kutjes maar speelautomaten, seksmachines, geflikker
en moet iedereen zijn stront kwijt bij de schutting of is het chocola?
 
Langzamerhand is het hier eigenlijk altijd gewoon nacht lijkt het wel.
 
 
2
 
Zitten broedend kijkend boos bijeen beangstigd brozer rozer
dan wij hoopten maar wie: rembrandtlijers, vingerwijzers, wijzervreters
of kalashnikovmaagden
schietend de straat op, de krant in, het journaal binnen?
LAME NIE LACHE OPA
en doe die wijsvinger weg, doe die tulband af
weet je wel waar je bent, in welke eeuw beland
gestrand
verzeed
verzekerd van een engel ibrahim of colaatje?
tik van mamma
op je wijsvinger LACHE MAN
rembrandtlijers, mij best, maar waarom dan overal dat plastic en die kapotte
koelkastmotor achter zijn rooster in de schilderachtige kalmstromende rivier
niet van deze tijd
en overal strontvingerwijzingen (of is het chocola?)
 
en niet uit het oosten
NIET UIT HET OOSTEN
 
blijf maar in je tent zitten pleuris
blijf maar in de blubber schrijven tyfus
blijf maar naar ons wijzen kanker
 
(hier een st uk afg escheurd
lichtbla uw pl astic gepla kt)
 
 
3
 
Die mongolen dat zijn wij
die marokkaanse ettertjes zijn wij
dopies
dealers
losers
dat onopgemaakte bed met poepvlekken en bloedsporen op het kussen
zijn wij
en overal zweert hardgeel plastic uit de voegen van het keukentje
doven
duiten
love you
streep door de rekening jongeman, roep maar blije
verzekeringsagent op je streetcorner met je lekkende zeepkist
zeg maar dahaag tegen de ordnung bitte met zijn
we gaan naar zuid-amerika met zijn (jengelende tango’s)
we gaan naar china met zijn (lachende chinezen)
de steeds smallere rivier op met zijn (horror)
en zo zijn we alweer thuis
kapotte koelkast onder zijn tak
boempen in de bergen onder de skilift
(doe wel even dat condoom aan je middelvinger)
 
die neger met die spleetjes tussen zijn tanden dat zijn wij
bedroefd als een wijze slang
hongerig als een pakje cultuur
vrolijk als een stuk plastic (roze)
 
op onze camping aan het meer van de genoegdoening
onder de berg der wrake
bij de rivier der schoonwassing
 
 
4
 
Doet jezus nog mee tegenwoordig of hoe zit dat wat zeg je vooral
in amerika bij de masturberende vrolijke negers en de traagkauwende
zwijgend uit het raam over de maisvelden starende witmannen en
heeft jezus daar geen steunzolen nodig aan het kruis terwijl hij hier
zo vastgenageld hangt te sterven dat hij niet meer luistert tenzij
in gotische sprookjes vermomd als tweesnijdende opdracht aan een
geheim leger zinsverwarringen tegen de klippen op met weergaloos uitzicht
ZEIK NIET GUUS
de boomtoppen ruisen dik in de verf maar Hij gaat heus niet voorbij
wíj gaan voorbij jongen kijk naar hans met zijn dikke pens op zijn
balkon aan de overkant van de straat met zijn reusachtige televisie vol
met bankstellen en geraniums en aquariums en Stephen King en
kruiswoordraadselboekjes tegen een fond van harde kleurige
plasticsoorten achter de koelkast die ruist (hier een ges cheurd stu k wit pl
eister)
tussen de rotsblokken aan de muur guus ga dat maar eens
bedenken met je gotische jezus in een wereld met overal balkons
vol stront en klapperend landbouwplastic en autobanden aan een tak
maak daar maar chocola van guus en trek nou godverdomme
eens die capuchon van je baseballpetje als ik met je praat
en doe ook dat petje af
MAN!
 
 
5
 
Laten we eindigen bedeesd biddend tot de onbestaande god
dus tot onszelf, niet om vrede want die zullen we nooit
vinden
jakhals
want
‘geboorte was hem zijn dood’ (zei Sam)
 
we kunnen de gordijnen dichtdoen of openschuiven
da’s al een keuze
we kunnen het bankstel door het raam naar buiten flikkeren
da’s ook al heel wat
dan kunnen we het plastic in de rivier (alle kleuren) vragen voortaan
aan ons voorbij te zien
we kunnen de koelkast onder zijn tak vragen ons te vergeven
wie wij zijn
de stront vragen om chocola te willen zijn en we kunnen de vormloze wereld
verzoeken ons toe te staan haar van zichzelf te ontdoen door haar in harde roze,
gele, whatever vormen te persen waardoor zij zich niet meer laat kennen
jakhals
nee guus
hans
is daarmee niet gered van zijn strontbalkon, hans moet gotver gewoon
aan het werk al wildie dat nie
 
je ziet
zonder bermbom
is er ook al geen redden aan maar we marcheren vrolijk slopend verder
naar de onverbiddelijke toekomst
ons enige heden
bidden wij: geef ons heden
 
DOEN WE!