I

Laat in wat volgt jouw mond verdwijnen uit gedachten.

Zijn kerfstok is een rasp van wrede waarden.
Al wat hij heeft gezegd gegeten en verzwegen opgetekend.
Nu is het aan je liphangers jou te negeren.

‘Eens trokken geboren uit kleileem de woorden de wijde werelden in.
Zij gingen op zoek naar tongen en lippen en longen en banden
om zinnen te stichten aan rijkdom te winnen.
Zij plantten zich roofbouwend voort op hun vinding de aardman.
Zij pasten zich aan aan de dictie van welvende vrouwen
zogen kracht uit hun vruchten.’

Dat kun je nu wel zeggen maar op grond van?
Je zonden zijn te vlezig voor vergeving.
Neem eindelijk eens op je dat je sprak en brak wat heel leek!

‘Het hele is een grafvondst na de lijm de publicatie en ontmaskerd.
Het hele is een raster in je hand.’

II

Net buiten bereik van dit zwaard aan mijn borstbeen
wringt wrong van loden knopen. Adderwieg.

Noem ze: ik denk daar je hand waarom schrijf je me niet om te zeggen.
Noem ze: je oog is een sikkel die blinkt achter dekens van mist.
Rogge verzadigd van regen in schoven ten prooi aan hun zwaarte.
Dreggers roken knakken op hun oevers.

Je schift mijn mozzarella maar ik moet je.
Al zwam je door mijn lezing heen ik smeek je.
Verpest je mijn fijnste aubade met kirren juist waar het niet past
ik buig om encore op encore.

Slangen tanken warmte op het fietspad.
Klitten in welige lokken waar vind ik uw schaar?
Wat kost een drukspuit voor ontzette buizen?

Maar noemen is een kinderspel
maar hakken is het ambacht van een keizer.

III

Wij weten waar u vlees koopt en hoe vaak.
Het intrigeert ons hoe u regels afbreekt.
Wij kennen uw kredieten en obsessies.

Wij meten wat u inneemt en verliest.
Hier is een lijst van uw liefjes en foutere vrienden.
Wij horen wie u opbelt in de pauze.

Wij snappen dat u neukt. Maar moet dat hier?
Wilt u soms dat wij schrijven wie u prevelt
als u ingaat tot uw gade? Liever niet?

Wij turven uw publicaties in tweederangsvakpers.
U kent de quota voor honende noten van broeders?
Uw curve toont uw hoogtij was een farce.

Hier zwelt uw map met ongegronde cijfers.
Uw surfgedrag is doorsnee en beklemmend.
De woorden die u zoekt verfoeien hits.

IV

Hoe de dingen gaan is nu bekend maar hoe ze moeten.
Eerst zal er nog kapot maar hoe ze moeten.
Dan rijst opnieuw de vraag naar hun benoeming.

Zingen facturen en gure factoren geen woorden maar daden?
Zou kunnen maar de daden zijn geblust.

U bent nog met uw derde lief. Dat uit zichzelf niet gaat.
Met milde wonden lopen vrij rond in de wereld uw zonen en dochters.
De verkoop van uw spierkracht stagneert.
Deviezen blijken vals of juist verlopen.

U wilt bij iemand zijn en mag niet? Iemand van onaangeboorde bronnen?
Die geen toestand maakt? Of die u scheurt?
Zo’n imposante die haar glimmende portieren zwaait haar huiden vleugels
uitspreidt en kom hier knipt?

Nodigt u ons uit als uw doving aanvangt.
In snuiten van wat walmt zijn wij doorkneed.

V

Treft een late vrouw de oude vleesverlater nog aan tafel?

Dovend water in kunststoffen beker.
Halve leesbril naast een avondkrant.
Onaangeschoven stoel die langzaam koelt.

Wat hangt hij te nonchalant rond op een stronk aan de achterzijde?
Turend of ze toch?

Platte banden stille bellen onbedrade lampen.
Verpakkingen in hekwerk naast roestige sporen.
Zweetvoegen in onaffe faunatunnels.

Wacht zij op hem aan voorkant waar het nieuws vlamt?
Waar klokken hijgen of zij treinen halen?
Waar zon is?

Op onland een loods vol ziekelijke productiemiddelen.
‘Ziekelijke productiemiddelen?’ Ziekelijke productiemiddelen.

Het remwoord stremt raderwerk van opbrengst.

Waar moet hij slapen als alle verkeer is gestorven?