Enige maanden geleden schreef de redactie van RASTER een aantal schrijvers de volgende brief.

Italo Calvino heeft in zijn Six Memos for the Next Millenium vijf mooie essays – het zesde is niet gereedgekomen – geschreven over een aantal essentiële eigenschappen van literatuur die hem lief is; eigenschappen die hij onontbeerlijk acht.

Eigenlijk zijn die eigenschappen evenzovele tot substantief verheven adjectieven: licht(heid), snel(heid), exact(heid), zichtbaar(heid) en veelvoudig(heid). Met behulp van deze eigenhandig gemaakte begrippen – paraplubegrippen, accolades waarvan hij zich bedient – heeft hij in feite een soort van geloofsbrieven geschreven, hoe licht ook getoonzet.

Eén van die essays, ‘Lichtheid’, staat, in vertaling, in Raster 47; een ander, ‘Veelvoudigheid’, sluiten we in fotokopie bij.

Ons verzoek aan u is nu, om in een beschouwing van circa tien pagina’s iets dergelijks te doen, aan de hand van een door u wezenlijk geacht kenmerk van eigen maaksel, en wel eveneens een tot zelfstandig naamwoord verheven bijvoeglijk naamwoord. Uiteraard hebt u daarbinnen alle vrijheid. Of u daarbij, net als Calvino, heen en weer wandelt van Gadda naar Perec, of van Ovidius naar Kafka, is uw zorg. Maar bij voorkeur zouden we zien dat uw essay het karakter heeft van een demonstratie: ‘hier is het mij, in deze literatuur, om te doen’.