Eerste bedrijf
 
SCENE 1
 
(1) Poi poi
(3) Poi poi
(1) Oedjamo?
(3) Oedjamo?
(1) Oh djamo
(3) Oh djamo

(1) Oemanam djamo?
(3) Oemanam djamo?
(1) Oh djamo
(3) Oh djamo
(1) Oeba djamo?
(3) Oh djamo?
(1) Oena djamo?
(3) Oh djamo
(1) Poi poi
(3) Poi poi
(1) Djamo djamo
(3) Djamo djamo
(1) Oedelebe djamo?
(3) Djamo djamo
(1) Oesoengono djamo?
(3) Djamo djamo
(1) Poi poi
(3) Poi poi
(1) Guiniwopoe djamo?
(3) Djamo djamo
(1) Poi poi
(3) Poi poi
(1) Kinewo ama ali?
(3) Djamo djamo
(1) Kinewa ah
(3) Emme gana ebe jinne viaj
(1) Poi poi
(3) Poi poi
(1) Oeba ginnih gue guongule. Poi poi
(3) Djamo
(1) Emoesie batoeroe natoeroe
(3) Emoesie batoeroe natoeroe
(1) Poi poi
(3) Poi poi
 
 
(tweede ronde)

(3) Poi poi
(2) Poi poi
(1) Goejedag
(3) Oedjamo?
(2) Oedjamo?
(1) U maakt het goed?
(3) Oh djamo
(2) Oh djamo
(1) Ja
(3) Oemanam djamo?
(2) Oemanam djamo?
(1) Uw familie gezond?
(3) Oh djamo
(2) Oh djamo
(1) Ja
(3) Oeba djamo?
(1) Vader gezond?
(2) Oh djamo
(1) Ja
(3) Oena djamo?
(1) Moeder gezond?
(2) Oh djamo
(1) Ja
(3) Poi poi
(2) Poi poi
(1) Welkom welkom
(3) Djamo djamo
(2) Djamo djamo
(1) Het is goed. Het is goed.
(3) Oedelebe djamo?
(1) Grote broeder gezond?
(2) Djamo djamo
(1) Ja,ja
(3) Oeseongono djamo?
(1) Kleine broeders gezond?
(2) Djamo djamo
(1) Ja,ja
(3) Poi poi
(2) Poi poi
(1) Welkom welkom
(3) Guiniwopoe djamo?
(1) Hele familie gezond?
(2) Djamo djamo
(1) Ja.ja
(3) Poi poi
(2) Poi poi
(1) Welkom welkom
(3) Kinewo ama ali?
(1) Zijt gij tevreden?
(2) Djamo djamo
(1) Ja,ja
(3) Kinima ah
(1) Wij zijn tevreden
(2) Emme gana ebe ginne viaj
(1) Wij zijn gekomen om uw land te zien
(3) Poi poi
(2) Poi poi
(1) Welkom welkom
(3) Oeba ginnih guongulo. Poi poi
(1) Het is uw land. Doe wat u wilt. Welkom welkom
(2) Djamo
(1) Dank u
(3) Emoesie batoeroe natoeroe
(2) Emoesie batoeroe natoeroe
(1) We hebben dezelfde vaders. We hebben dezelfde moeders
(3) Poi poi
(2) Poi poi
(1) Poi poi
 
 
SCENE 5: HET PLATTELAND

(2) BERTIE MIEN JONG WOAR BIST?
(3) en ik in de krentenbak
en oma
(2) mien jong woar bist
most eet’n
(3) en ik godverdomme
de tuin in
‘kwil nait eet’n
‘kwil zing’n op ‘t hobbelpeerd
zoals daarvoor
van ‘Oma: lel op po’
en ‘Oma: nait op po’
(als ze met de po kwam)
(2) Oh God mien jong
nait naar ‘t diep
(1) dus krijg je geen zwembroek
zwem je naakt tussen de koeien
van Mellema die zich ook baden
in het diep dat niet zo diep is
kom je nat thuis en wordt er gevraagd
(2) waar was je?
(1) oh, gewoon op ‘t paard van
Mellema
(2) hoe dan zo nat?
(1) ‘t zweet van ‘t paard
ruik maar
(2) ‘k ruik koeienstront
waar was je?
(3) en niks zeggen en lekker de kachel en de prikkel in je lijf en de leverworst en de bloedworst en de kaantjes, want ‘t was winter en er was geslacht en de lucht van het bloed en het gierende zwijnen lekker en lever en metworst gekruid en vers en later gedroogd nog de hele zomer door als er weer knorrende varkens waren die van niks wisten …

(1) en dan
in de nacht leest een kind voor
stiekem
een stervende rat
en zegt: niet dood, dood is niks, blijf maar leven … ik lees je voor, zodat je wat hoort … als je niks hoort ben je dood
… ik
lees je voor al versta je me niet … je weet wel van zeven
die
zaten op een hek … die lust je toch niet … je bent klein …
net als ik (Pierre) nog maar zeven … maar lezen kan ik …
en
hoor mij … want als je me niet hoort en niet luistert ben
je dood en dood is niks …
het kind valt in slaap naast de rat
de volgende dag als het ontwaakt is de rat dood
het kind zegt niets

het kind ziet de rat en zegt niets
het neemt de rat mee naar het bos en legt haar onder een
boom ‘niet dood … ik zei je toch … luisteren, oren open en
ogen en niet dood’
dood is niks
mompelt het kind
ik ben in slaap gevallen
dood is niks
geeft het plotseling de rat een trap
en schreeuwt
dood is niks
godverdomme gilt het kind dood is niks
ik heb het je gezegd
je luisterde niet
ik heb je voorgelezen (en in slaap gevallen ben ik gvd)
maar dood is niks
en het loopt weg
het kind
en wil dagen lang niet meer lezen
want dood is niks

(3) soms blijft een vogel zitten
maar nooit lang
dan tikt ie met zijn vleugels tegen de lucht
en vliegt weg
hij valt niet
hij tikt
en weg is ie


die is goed georganiseerd
die weet waarheen
naar plaatsen waar wij niet
kunnen zitten of staan
hij kent het land van boven

(2) staat meester Stiekel voor de klas
en zingen wij het lied
‘vogeltje vogeltje kom er maar uit’
zingen allen
kom maar uit je ei
zing ik
kom maar uit de kut
hoort meester Stiekel dat maar doet
of hij ‘t niet heeft gehoord en
vraagt wat zong jij daar
zeg je
vogeltje vogeltje kom maar uit het ei
zegt hij nee dat zong je niet
zeg ik dat ik dat zong
krijgt Hendrik Grasmaaier een rode kop
zit naast me en vraagt de meester aan Hendrik
wat ik zong
zegt Hendrik onder druk
dat ik zong kom maar uit de kut
stuurt meester Stiekel mij van school

kom je
(van school gestuurd)
te vroeg thuis en ligt Oma nog
te rusten en ziet je en vraagt
waarom zo vroeg
en zeg je: ik zong een liedje
wat voor liedje
van vogeltje vogeltje kom er maar uit
en daarom van school gestuurd
ja maar
wat zong je dan?
nou ja
(na aandringen)
zong ik: kom maar uit …
oma: uit het ei
nee: uit de kut
draait ze zich glimlachend om
en zegt: ga naar de meester
en vraag vergiffenis

(3) denk je later
oh meesters oh dorpen
zo ver van de neukende hond
geworpen en het paard dat paart
en nog vér voor de kunstmatige inseminatie
denk je dat later
en met je neus erop

en zie je ze staan
‘t was voor de oorlog
de tweede wereldoorlog
toen europa nog dacht
dat europa de wereld was
dat we hadden gehoord van de Zeppelin
en daar stonden we
allemaal Vrouw Rose en Leendert
(die later nog hoofd van school werd)
en Foje Prins mank op zijn stoep en Lombok de jeude
Vrouw Broekema Jakob Broekema Mellema
Moeke Hut Molenkamp en Jantje en Kier en Tolea
en de Lala’s en Vloo en zien vrouw en Vrouw Zuur
en vrouw Bos die ‘t hoofd niet recht meer kon houden
en Kuper en vrouw Kuper en ook Mevrouw Toxopeus

en Schut de veldwachter (vader Roetmop) en Nijdam rijkspolitie (Pijpje Drop) je vijanden omdat ze je de bal afnamen omdat je niet meer mocht voetballen op straat vanwege het opkomend verkeer (toen begon ‘t al) en ook de dames Buiskool en Oma allemaal op straat en ik denk ook dat mijn moeder uit de rand van haar portret kwam om te kijken en te zien (wat we in de winschoter hadden gelezen dat langs kwam)

de Zeppelin
natuurlijk draaide Modderman zien liere
en we stonden en zagen
uit de richting Hamburg komend over Beerta op weg
naar Rotterdam en verder
zagen wij een grote zilveren sigaar
die langzaam statig als een schip
een luchtschip over dreef een wonder
van glans en statigheid verheven beweging
geheel van zilver
en ‘t was doodstil in ‘t dorp
iedereen keek ornhoog
en zuchtte
tot Harm Vloo (in confectiën beddegoederen en manufacturen) zei: (1)
hou ken ‘t

(3) zei Jakob Broekema (die al zelf zijn radio maakte)
(2) ach man ‘t is gewoon gas

(2) o god
als ‘k al in je geloofde
hoe gaf je de duivel de kans
om de dorpen te maken

o god
het platteland
neemt geen einde

(1) en lombok verkocht en kocht het oude ijzer, het afval van de keien en hij kocht en verkocht tot hij gekocht werd om zijn wonder grote hoofd dat geschikt was voor het mes dat het scherpst en het grootst zou zijn en bewezen moest worden … zijn hoofd was veel te groot en hij wilde niet dood … tot de keien hem vonden op een dag na de drank en de moord was geschied en de waard zijn geld stond te tellen toen het mes zacht het grote hoofd trok van het kleine lijf …
Lombok is dood, jongens, Lombok is dood … en Beunje, en Teunke en Meujke ook verloren stoan te kieken en zeggen niks en Modderman’s Liere geeft geen geluid meer … ‘t Leven staat stil in de goot. Lombok is dood, Lombok is dood, Lombok kende de dood want hij was op Lombok geweest, hij had het bruin vermoord omdat het niet blank wou wezen … en het leven stond stil en het dorp stond stil en de zomer stond stil en het koren wilde vijf minuten niet van het veld en het woater van ‘t daip raip: Lombok is dood! … En de oogst ging niet door vijf minuten om ‘t paard op hol te laten slaan want Lombok was dood en de mens had zijn verstand verloren om het mes dat het hoofd van Lombok nam …

(2) Hai haar veul geld

(3) Hai het goud verdaind

(1) Hai was een jeude

(2) Hai haar zien kop verkocht …

(3) Hai kocht en verkoch alles

(1) Dat kon nait goud gaan …

(2) Kom wie gaon wieder …

(3) Waorom wei koom en de kop van aandern verkopen en nait van joe zulf…?

(1) ‘t Is te makkelijk verdaind, wie gaon wieder … het weer
stait ook nait
stil

(2) Zo ist mens en … hai is dood

(3) Hai verdainde ‘t te gemakkelijk …

(gezongen)
(1, 2, 3) Wie bouwn meulns
Wie maoln ‘t koorn
Wie bouwn ‘t laand
en ‘t is aal van ôons
maar de dood, de dood, de dood
zel gain tonge hebm in onze mond
de wind mag waaien
de wichter giecheln
maor ‘t gevuil achter de richel
dat zel zwiegn