(Uit: Het tweede gesprek. Nijmegen, 11 juni 1993)

 

Vorig fragment: Herlezen

 

‘Ik ben geen schrijver’ zeg je. Maar schrijven is toch schrijven? In wat jij doet zit toch evenveel creativiteit? Vind jij een essayist geen echte schrijver. maar een soort randfiguur?

Nee, dat vind ik niet, Maar ik neem mezelf altijd wel een beetje kwalijk dat ik nooit een boek heb geschreven — een heel boek over iets.

Tweehonderd pagina’s.

Echt een doorlopend groot stuk. Want ik schrok een beetje toen je in dat stuk van jou in Het literair klimaat al mijn stukken uit een bepaalde maand opsomde. Dan schrik ik me het lazarus. Dan ben ik jaloers, al is het niet in de nijdige zin, op mensen die een heel boek kunnen schrijven. ik had wel graag zoiets als Alberts Verweys De idee geschreven, een boek over poëzie. Maar dat kan ik niet. Ik heb daar niet genoeg ideeën voor, geloof ik.

Maar het is ook zo dat mijn aandacht altijd gauw is afgeleid. Want ik zie zoveel.

Maar dat is ook je kracht. Bovendien heb je bijvoorbeeld een reeks van veertien colleges over Kouwenaar gegeven. Dat zijn toch geen veertien sprintjes.

Nee, daar heb ik hard aan gewerkt.

 

 

 

Volgend fragment: Leren lezen

_____________________

De redactie van Raster die Kees Fens het interview afnam bestond in 1993 uit Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans, Willem van Toorn en Jacq Vogelaar.