Iedereen kijkt en iedereen heeft ook wel het idee dat hij of zij dat wel kan, kijken. Tenminste zolang er geen fysieke handicap bestaat. Maar toch ziet de een andere dingen dan de ander. Wat we zien of niet zien heeft veel te maken met wat we van plan zijn te zien, en ook met waar we geleerd hebben naar te kijken, waar we op kúnnen letten. Beeldend kunstenaar Esther Polak kwam er, toen ze met vogelkijkers de natuur in ging, achter dat ze heel veel niet zag. Ze leerde de vogels te zien. ‘De vraag drong zich aan mij op: Wat zie ik nu niet? Hoeveel beroepen en bezigheden bestaan er die een eigen kijk-grammatica kennen?’ Die vraag heeft Raster min of meer over genomen. Maar niet alleen die vraag. Ook de vraag hóe we eigenlijk kijken, wat een fototoestel of een beeldkader voor verschil maken voor onze blik, hoe iemand kijkt die zoekt, hoe ‘beroepsblikken’ eruit zien, wat iemand ziet onder ellendige omstandigheden.

Sommige mensen hebben een opener oog voor de werkelijkheid dan anderen. Bianca Stigter kijkt in dit nummer vooral naar het verleden, dat wil zeggen, ze zou het verleden graag willen zien, maar ‘Nooit kun je meer zien hoe het vroeger was’. Toch zoekt ze naar sporen verleden, en soms lukt het haar direct in de geschiedenis te kijken. ‘Door de niet verwijderde opschriften, moeilijk te verwijderen omdat er vroeger nu eenmaal duurzamer materialen werden gebruikt, ontstaat bijna een dubbele stad. In de stad is nog een stad, van oude woorden, opschriften, uithangborden, gevelstenen. Bijschriften zonder foto.’

Dit nummer is geen cursus ‘naar kunst kijken’. Het gaat vooral om het kijken zelf, om de manier waarop dat gebeurt, of om de manier waarop de blik gestuurd of gekleurd wordt. Pierre Bourdieu gebruikte in Algerije een camera om te kunnen kijken en om te proberen te laten zien wat hij écht gezien had, en merkte dat een camera de blik verandert. De fotograaf Hock Khoe maakt stereofoto’s die een eigenaardige schijn van diepte geven en ons via onze ogen weer op een andere manier bedriegen dan gewone foto’s. Willem van Toorn sprak met hem over dat fenomeen, en schreef bovendien een beschouwing over panorama’s, voor de gedesoriënteerde burgers van de negentiende eeuw een manier om weer greep te krijgen op de steeds uitgestrektere collectieve ruimte. Piet Meeuse schrijft over de uitsluiting van alles wat buiten het blikveld valt door de camera, over manipulatie en het ontwikkelen van een beeldtaal die weinig meer te maken heeft met hoe we zien en wat er te zien is. ‘Daarom lijkt het me niet overdreven om te zeggen dat het beeld als menselijke realiteit – als projectie van een innerlijke wereld – ten onder dreigt te gaan in de ongebreidelde expansie van de beeldtechniek.’

Verder onder meer Koos van Zomeren over het kijken van dieren, Ria Loohuizen over het zoeken (naar paddestoelen), Jacq Vogelaar over de waarnemer die in elke cel, in elk gevangenenkamp aanwezig is, Johanneke van Slooten over hoe musici kijken en Peter Winnen over hoe wielrenners kijken.