De roman Die molussische Katakombe is een merkwaardig boek.

Niet alleen omdat het qua vorm sterk afwijkt van de gemiddelde roman, maar ook vanwege het geëngageerde en didactische karakter ervan. Dat is tegenwoordig zeldzaam, om niet te zeggen: not done in de literatuur.

Het dateert dan ook uit het begin van de jaren dertig, toen de ideologische strijd op volle sterkte woedde, ook in kunst en literatuur. Günther Anders schreef het boek uit verontrusting over de snelle opkomst van Hitler. Maar voor het gepubliceerd kon worden, werd het door de geschiedenis ingehaald: Hitler kwam aan de macht en Anders vluchtte naar Parijs. Daar, en enkele jaren later in de VS, heeft hij nog wel pogingen gedaan het manuscript te publiceren, maar het kwam er niet meer van. Pas in het jaar van zijn overlijden, in 1992, verscheen het boek alsnog. Dit jeugdwerk verscheen dus als sluitstuk van zijn oeuvre, en dat is in dit geval interessant omdat het – ongepubliceerd – toch een stempel op zijn hele oeuvre heeft gedrukt.

Het fictieve land Molussië bleef namelijk voortdurend opduiken in zijn latere werk: in zijn dagboeken en verhalen, en zelfs in zijn filosofische hoofdwerk Die antiquiertheit des Menschen, zijn talloze fragmenten te vinden, in de vorm van spreuken, anekdotes, gedichten of zelfs citaten uit gefingeerde studies, die allemaal verwijzen naar dat Molussië uit deze roman. Zo kreeg het voor zijn lezers gaandeweg de betekenis van een privé-mythe, een literaire fantasie die door de auteur gebruikt werd als een spiegel voor de maatschappelijke actualiteit.

 

Die Molussische Katakombe heeft de vorm van een raamvertelling: het raam wordt gevormd door het verhaal over twee gevangenen die in een stikdonkere onderaardse kerker zitten. Ze kunnen elkaar niet zien, alleen horen, en het boek bestaat uit de gesprekken die ze voeren en de verhalen die ze elkaar vertellen. Maar dat is geen gewoon tijdverdrijf – het is de manier waarop de (politieke) gevangenen al generaties lang een overlevering in stand houden, waarin ‘de waarheid’ wordt bewaard. De waarheid van het verzet tegen de totalitaire macht, die gebaseerd is op leugens. Dat is het hoofdthema van het boek: de verhouding tussen waarheid en leugen, en die blijkt allesbehalve simpel en eenduidig.

De aaneenschakeling van fabels, liederen, anekdotes en dialogen waaruit Die molussische Katakombe is opgebouwd, vormt ook het verslag van een leerproces, want de verhouding tussen de gevangenen Olo en Yegussa is die van meester en leerling. En Olo, die al dertig jaar gevangen zit, is geen zachtzinnige leermeester: hij ontneemt de jonge gevangene successievelijk al zijn zekerheden – om te beginnen zijn naam, want hij heet eigenlijk Kuru. Maar in het rollenspel van de overlevering hebben slechts twee namen bestaansrecht: de leermeester heet Olo, de leerling Yegussa. En elke ‘Yegussa’ is voorbestemd om op enig moment een ‘Olo’ te worden en de overlevering voort te zetten.

Alleen al uit dit gegeven blijkt dat het geen gewone roman is: de personages als individuen doen er niet toe. Hun persoonlijke geschiedenis is niet van belang. Ze zijn niet meer dan stemmen, en hun leven staat hier enkel nog in dienst van die ene Zaak: het doorgeven van ‘de waarheid’. Net als in De vertellingen van duizend en een nacht is vertellen hier een kwestie van overleven, maar het gaat in dit geval niet om het individueel overleven. Het enige wat er toe doet is het overleven van die waarheid. Wat die waarheid precies inhoudt, is overigens niet zo eenvoudig te zeggen. Uiteindelijk lijkt het vooral te gaan om de ontmaskering van allerlei leugens die zich als waarheid presenteren. En daarbij komen onder andere ook de rol van kunst en literatuur ter sprake. De opvattingen die Olo daarover heeft staan haaks op de nog altijd gangbare autonomistische kunstopvatting. Maar juist dat maakt dit boek ook nu nog interessant en prikkelend, althans voor wie bereid is verder te denken dan zijn literaire neus lang is.

De ondergrondse waarheid die bewaard moet worden, blijkt even kwetsbaar als vitaal, dat wil zeggen: vatbaar voor verandering en aanpassing. Veel verhalen gaan in dat proces van de overlevering verloren, andere worden bewerkt en aangepast: de waarheid van de fictie blijkt een veranderlijk gegeven en soms moet de waarheid zich als leugen verkleden om gehoor te vinden. Principes zijn mooi, volgens Olo, maar het compromis beter – mits het de werkelijkheid kan veranderen.

En hoever die waarheid kan gaan in het aftroeven van de leugen, blijkt uit het wrange slot van de geschiedenis, dat als ‘Aanhangsel’ aan de roman is toegevoegd, en dat hier is vertaald.

 

Toch is Die molussische Katakombe – anders dan dit slot zou kunnen doen vermoeden – zeker geen ideologische propaganda. Daarvoor zijn er veel te veel momenten van dubbelzinnigheid en twijfel ingebouwd. Ondanks de gedateerd aandoende revolutionaire retoriek van Olo heeft Anders zijn verhaal verrijkt met zoveel tegenstrijdige facetten dat het veel te simpel zou zijn om het te diskwalificeren als propagandistische literatuur. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het gegeven dat dit boek zijn bestaan te danken heeft aan ‘de vijand’, die alle gesprekken tussen Olo en Yegussa afluistert en notuleert.

Als Olo tenslotte sterft, blijft Yegussa alleen achter; hij heeft zich al bekwaamd in de rol van Olo, die hij nu zal moeten overnemen. Maar er is geen nieuwe gevangene, geen nieuwe ‘Yegussa’. De overlevering stokt. Zo lijkt het boek te eindigen met de suggestie dat ook Yegussa sterft. Toch blijkt dat niet het geval: aan de rol van ‘Yegussa’ is een einde gekomen, maar uit het ‘Aanhangsel’ blijkt dat voor Kuru, die deze rol speelde, nog een cruciale rol overblijft.

 

Die molussische Katakombe is, kortom, een grimmig en strijdbaar boek, vol merkwaardige verhalen en dialogen waarin veel dingen op de spits worden gedreven, maar het biedt daarbij zoveel ruimte aan twijfel en reflectie dat de lezer uiteindelijk zelf zijn conclusies moet trekken.