De worst sist in de pan als een slang.
Is dat genoeg?

Genoeg om een worst tot leven te wekken?
Nee, er is meer nodig. De overeenkomst

tussen een worst en een paardenlul moet worden benadrukt.
En het verschil. (Een paardenlul is groter.)
De diepbruine, gebarsten huid van de worst, het net-

werk van barsten en kloofjes.

En de overeenkomst tussen de worst en een lachende mond (˘).
Nu lijkt het of de worst op het punt staat
een geheim te openbaren nog even

nog even sidderend vlees.

Plotseling de stem van een vriend:
‘Er moet een heleboel gebeuren voor je doodgaat!’

De kamerdeur zwaait open en de kakadorus verschijnt,

spreidt zijn vleugels (wanordelijk, lang niet geborsteld
verenkleed) opent krijsklaar zijn snavel maar

mijn dochter grijpt in: ‘Houd je mond!’
zegt ze streng.

Beschaamd trekt de kakadorus zich terug.

Als een verleidelijke danseres

– hoepla hoepla met de beentjes! –

lokt worst maaltijdwaarts mij en mijn gezin op weg naar het wijdse,

zich stoïcijns strekkende tafelblad alwaar
worstvermalen – rustig nu, kauwkauw, rust – kan beginnen
terwijl woorden en woordjes nog aan- en uitfloepen

(zo heb ik ernstig overwogen het toch al zwaar belaste tafelblad spreidwillig te maken)

als langzaam uitdovende,
nog een poosje nasputterende
feestverlichting.