Er zijn talloze manieren van reizen. Jezelf dragen of gedragen worden, een beetje vermoeienis zoeken of je elke inspanning besparen, geen enkel ongemak kennen of dat van een lichte bagage, een zelfgekozen tempo en de charme van de onafhankelijkheid accepteren. Wat mij betreft, ik heb mijn keuze gemaakt tussen de verschillende manieren om de wereld te zien en nadat ik achtereenvolgens alle beproefd heb, houd ik me voortaan bij voorkeur aan die welke ik vroeger uit zuinigheid koos, want zij is de aantrekkelijkste van alle: heerlijk, ontspannend, en rijk aan levendige en doorleefde genoegens.

 

En toch zo simpel! Twee benen, een stok, de ransel op de rug en dan voorwaarts; dat is alles. Vertrek, de wereld ligt voor u open, en u bent er heer en meester: voor u spreiden de eiken overal hun schaduw, voor u springt het frisse water van de rots, voor u zijn de verfijnde en de simpele gerechten evenveel waard en smaken ze altijd even goed. Vertrek, u bent heer en meester: uw route is niet alleen de grote, stoffige weg, maar ook de kleine paden die er langs lopen, die er van afwijken, die halverwege de helling slingeren of zich verliezen in het kreupelhout; u zit niet steeds in die rijdende doos, bedekt met verbrand leer, maar de hele streek is voor u, de vlakte en de bergen, het woud en de open plek; het briesje is voor u, en de wisselende wolken met hun expressieve aanblik; uw gezelschap is niet een modieuze vriend, of bij gebrek daaraan de praatzieke koetsier, maar de voorbijganger die tot het eerstvolgende gehucht meeloopt; voor u zijn er die aardige mensen die u tijdens het onweer onder hun portaal laten schuilen, voor u is er die naïeve herder die u in afgelegen grasschuren de namen van de bergen noemt, de weg wijst die korter is, of vertelt over de leeftijd, de eigenschappen of de stoute staaltjes van zijn beesten.

 

O welgevulde en voorgoed dierbare dagen! Herinneringen waarin mijn rijpe leeftijd zich onderdompelt, waarmee mijn ouderdom zich op een dag zal opmonteren! Vreugden, emoties die met zo weinig kosten zijn veroverd en zo levendig genoten! Simpele en ware genoegens waarvan ik de onschuldige en zuivere charme in overvloed genoten zal hebben! Nu is het winter, de stad en allerlei bezigheden houden me gevangen; binnenkort, op de eerste mooie dagen zal ik mijn juk dragen met toenemende droefheid, maar zodra de zomer komt met zijn zoete adem, zijn stralende avances en zijn betoverende gratie, verbreek ik mijn ketens, vlucht de bergen in en zal daar de opwekkende lucht van de vrijheid, de beweging en het plezier inademen.

 

Dit stralende tafereel kent bij mijn weten slechts twee schaduwzijden, de ene vluchtig en ijdel, de andere een echte wolk die, hangend in een vredige hemel, hier en daar een doffe plek werpt op de luister van de weiden of, slagregens uitstortend op haar weg, in het voorbijgaan het heldere kristal van het meer vertroebelt.

 

In de beschaafde streken, vooral in ons Zwitserland, die ontmoetingsplaats voor de Europese aristocratie, wordt de voetreiziger louter en alleen beschouwd als een arme drommel. De toeristen houden hem op afstand, herbergiers hebben geen kamer voor hem, kelners ontzeggen hem zelfs de eer van hun bediening, gidsen groeten hem niet en muilezelverhuurders achten hem de minste der mensen. Dat is mijn eerste schaduw op het tafereel, een vluchtige schaduw, zei ik. Beter gezegd: een heilzame schaduw. Want als de voetreiziger wat gevoel heeft en een beetje intelligent is, dan zijn al die dingen voor hem een uitnodiging om de hem toebedeelde rol uit te proberen en als hij dat eenmaal gedaan heeft, wil hij niet anders meer. Zo verandert hij zelf en legt alle aristocratische pretentie, al het ijdel vertoon af om zijn oorspronkelijke mensengedaante aan te nemen; want hij is niet anders en wil niets anders zijn dan een arme drommel; en onmiddellijk is de valse schaamte verdwenen, volledige vrijheid, grote ongedwongenheid; iedereen tevreden, en hij ook. Als de arme drommel die hij is, gaat hij overal rond en geeft nooit aanstoot; als arme drommel maakt hij een praatje, drinkt en eet naar hartelust; als arme drommel wisselt hij geen complimenten of flauwiteiten uit, hij is niet gehouden aan witte handschoenen, noch aan een precieuze manier van spreken of aan gekunstelde manieren; als arme drommel bekommert hij zich alleen om wat werkelijk is, niet om het kunstmatige, hij is welwillend of kwaadaardig, hij is anders of voorkomend, spotziek of gevoelig zonder aanzien des persoons, wanneer hij het wil, naar gelang van de omstandigheden, naar eigen goeddunken, in de juiste mate, en ontdekt uiteindelijk dat eerlijk, eenvoudig en vrij zijn een heel aardig vak is.

 

De andere schaduw, de wolk, dat is die melancholieke gedachte die boven het hele mensenleven zweeft, die van de jaren die gaan tellen, de kracht die afneemt, het hart dat zijn illusies verliest, de kreek die droogvalt, levenssappen en gevoelens die kracht verliezen, het funeste verval dat zelfs door oefening van krachten en vermogens alle gradaties alleen maar beter voelbaar en merkbaar maakt. Rondom hem wordt die natuur weer groen en maakt zich mooi, altijd dezelfde, altijd jong, altijd gul glimlachend en vol tedere avances…

 

Waarschijnlijk uit 1843/44. Onuitgegeven manuscript, reconstructie van een kladje.