Het dagelijkse leven staat ons geen psalmen toe, geen dood.

 

Zolang wij leven, hebben we te maken met de
omstandigheden, die zich

opstapelen als kussens, zacht en overal.

Nee, niet overal. Wijzelf zijn er ook nog. Wijzelf zijn het, die
paal en

perk stellen aan al wat zacht is om ons heen en onbestemd.
Daar zetten

wij het mes in, dat is wat leven is.

 

Lage wolkenvelden, waarin een enkele antenne staat. De
scheve aan-

loop van een zeil.

 

De harde wind in tweeën gevaren.

Geen wind, maar de zon, er is altijd wel iets dat de plaats
inneemt van

het vorige.

 

Geen zon, maar regen, een geduchte omstandigheid die je de
ruimte

geeft.

 

Ruimte voor je riemen.

Ruimte voor een technische term.

 

De ruimte van een jas.

 

De veel te grote ruimte in een kist, die niemand je betwist.

Voorlopig ben je dood, jongen.