Dat Deheer Deel in het bevolkingsregister van zijn geboortestad onder een andere naam voorkwam, daar twijfelde niemand aan. Maar omdat men het nooit anders had geweten, bleef men hem heel gewoon ‘Deel’ noemen. Zelf vond hij het geen probleem. ‘Tenslotte,’ dacht hij, ‘heet men zoals men wordt genoemd.’

***

Als hij werd opgebeld zei Deheer Deel altijd: ‘Met Deel.’ Op het adviesbureau Change & Partners waar hij werkte, was het wel eens voorgekomen dat iemand daarop had geantwoord: ‘Met welk deel?’ Maar dat was één van de weinige keren geweest dat men hem niet ernstig had genomen. Zelf gaf hij daar allerminst aanleiding toe. Integendeel.

***

Deheer Deel beschikte over de gave om zich geheel en al ‘te geven’ zoals men dat zegt. Niet enkel in de liefde maar ook in zijn werk. Daarbij gebeurde het wel vaker dat hij van één of ander lichaamsdeel fysiek afstand deed, zij het slechts tijdelijk. Of dit zo uitzonderlijk is, valt nog te bezien. Velen onder ons moeten het voor altijd stellen met een been, een tand of een nier minder. Heel gewoon is dat. En mentaal houdt men wat men had. De omgeving van Deheer Deel besteedde dan ook nauwelijks aandacht aan wat hij bij hen achterliet, al was het aanzienlijk meer dan een vage indruk. Zijn werkzame handen bijvoorbeeld op kantoor. En na het liefdespel – waarom niet – zijn edele delen.

***

Is het u nooit overkomen dat u een wimper of een afgebeten nagel op uw tafel vond nadat het bezoek reeds lang afscheid had genomen? Bracht u de stoffelijke resten naar het vilbeluik, vroeg u toelating tot begraven? Geenszins. Men is geneigd de dingen te accepteren zolang men er zelf niet te veel last van ondervindt. Wat nu Deheer Deel betreft, die gaf door tijdelijk afstand van zichzelf te doen, slechts uitdrukking aan zijn verlangen één te worden met zijn geliefde resp. zijn directeur, gedeeltelijk of geheel. Hen daarentegen leek dit streven van de mens niet meer dan van een groter ideaal een klein onderdeel.

***

Niets typeerde Deheer Deel meer dan dat men hem – hoe zal ik het zeggen – eigenlijk niet eens zag staan. Figuurlijk bedoel ik dat. Dit bleek ook de reden dat noch zijn geliefde noch zijn directeur die elkaar beminden ooit met zijn edele delen – hoe zal ik het zeggen – in hun hoofd zaten. Figuurlijk bedoel ik dat. Want – ik vind niets beters – ook die zagen ze niet zitten.

***

Toen Deheer Deel vernam dat zijn vriendin een liefdesrelatie was begonnen met de directeur van Change & Partners waar hij werkzaam was als adviseur, schreef hij hen een kort briefje dat eindigde met: ‘Alles is nu het omgekeerde van wat het vroeger was. Waarom doet uw liefde mij zoveel Leed? Uw Deel.’Vervolgens nam hij het besluit zich enkel nog aan zichzelf te geven, zij het onder voorbehoud.

***

In zijn eigen ogen bevond Deheer Deel zich in een soort niet-zijn. Het zuiver spirituele overheerste daarbij het louter fysieke. Op een dag wandelde hij over de Plaza del Angel te Madrid, niet ver van de plaats vanwaar ik u dit verhaal vertel. Niemand die van zijn aanwezigheid notitie nam. Meer zelfs, af en toe voelde hij hoe een haastige zakenman, een jong meisje, een verstrooide student, twee winkelende dames dwars door zijn lichaam liepen. Soms deed het pijn, soms rilde hij van welbehagen. Maar ongewoon vond hij het niet. ‘Een zwangere vrouw,’ dacht Deheer Deel, ‘draagt ook haar kind.’ En hij vervolgde zijn weg.

***

Is er iets natuurlijkers dan dat men zijn gedachten naar de ander laat uitgaan? In elk geval bracht Deheer Deel een groot deel van zijn tijd door verzonken in herinneringen. Zijn ze niet tastbaarder dan de feiten zelf? Mij bijvoorbeeld spreekt een geur het sterkste aan nadat de oorzaak is verdwenen. En wat Deheer Deel betreft, het liefste liet hij zijn gedachten uitgaan naar afwezigheid. Alleen gebeurtenissen bleken in staat hem in verwarring te brengen. Toen hij op de begrafenis van de directeur van Change & Partners aan zijn bedroefde geliefde zijn innige deelneming aanbood en haar zijn medeleven en leedwezen betuigde zei hij: ‘Ik bied u mijn oprechte mededeling aan.’