ANTI-CANTO 8 1/2
Memo van de Wender, bij de draai in de weg
 
Aan Taliesin aan De draaideur
‘No water so still as the
dead fountains of Versailles’
Mariane Moore
 

 
Jij die de deur werd de mijnen in en op de trap
van niets naar nergenslicht de loszittende roede
Verachting zal verderijlen, verachting zal duren
 
Sjing boem* Klompendreun Lachzak
 
Je bezong jezelf als razende kever in de mesthoop
Boerenkoekoek in de bosjes die het roet vergeelde
Verachting zal verderijlen, verachting zal dóórgaan
 
Sjing boem* Klompendreun Lachzak
 
Op straat plein en vliegveld klopte je stokslag
Met een gebroken horizon en een reisgids op zak
Verachting zal verderijlen, verachting zal doorgaan
 
Sjing boem* Klompendreun Lachzak
 
Een teek uit de dennen aan de Oude Beckumerweg
Hing je hijgen uit de hhoorn in een Londens hotel
Verachting zal verderijlen, eenmaal ondergaan
 
Sjing boem* Klompendreun Lachzak
 
Je kop studeerde gangster op een congres van rapen
Achterlicht van blikjes vertinde je de MEI aan Gort
Verachting ijlt verder, zal eenmaal ondergaan
 
Sjing boem* Klompendreun Lachzak
 
D’r hangt een opsporingsbericht aan de jeneverbes:
‘Grote beloning voor wie zijn terugkeer verijdelt’
Verachting zal neerstorten, voor altijd ondergaan
 
Sjing boem* Klompendreun Lachzak


 
‘Only Wood-weasels shall associate with me.’ Marianne Moore
 
* Klompendreun: sla twee klompen met de onderkant tegen elkaar.
 

 
Ik geloof, het bloedzeil
keert ruwweg om, Celan.
Het keert; slaap keert
naar het land van Punt.
 
Vergeefs etter jij, brem
(volgens Celan dan.)
Blijf jij maar gewoon
de vrolijke brem.
 
Smartelijk huilen
lösspoppen naar
de maan: regenboog
bewaakt nog de nacht.
 
Er zijn poortwachters,
er is bewaking;
het hemel- en aardrijk
kan niet teloorgaan.
 
Mensen, steden, landen,
van hun twee namen
zal geen enkele
voorgoed teloorgaan.
 
Blijf stralen, paden
op aarde en hoger.
Keer het niets, keer
de duitse meesters.
 
Pestcodeboeken
en ruiterijen,
luizig astatium
dwarrelt niet meer neer.
 
Waterwingebieden,
drijf de regens uit.
Vale, plundering!
Drijf het einde uit.
 
Naar het land Punt.
Naar het land Punt.
Naar onland Punt waar
waanzin heeft gewoond.
 

 
They rowed a little boat about five miles ‘cross the pond,
Rowed a little boat five miles ‘cross the pond.
I packed all my things, throwed ’em in, an’ they rowed me along.
 
 
 
 
 
ANTI-CANTO 10
Op een blauw uur
 
Run through the jungle, CREEDENCE CLEARWATER REVIVAL
 
‘t Uur dat uit een vaal eksternest
aan de Caetanosteeg, vuur terugstal
en -smolt tot ‘t oudgouden kompas,
las je, ver van het roodkoperen merg,
in grensland in teruggekeerde tijd
 
Van de zonsverduistering; de val
van de afgodsbeelden; drie vissen;
schreeuwende bedelaars die een hoop
lijken met voeten treden (‘triomf..’)
‘de lammen en kreupelen roepen
 
‘O medicijn voor alle leed en pijn..
Bereid ons laatste maal, O kom:
Voor ons ging voorspoed aan de haal’.’
Een ernstig oponthoud aan de grens,
langs die weg om Hotel ‘Morandi’.
 
‘Het verstand aan de blikken galg en
water, wind en vuur zijn gegaan’, knarst
de tak waaraan een arm varken hing,
en onder radeloze daken brandt nog licht,
blauw licht van ner tamld.
 
De versplinterde regenboog (scherf
aan scherf) bleef van ‘t glas-in-lood
toen de oranje brandschatters kwamen
(in Zutphen, in Zutphen), ‘t lood stalen
om daarna tot kogels te vermalen.
 
Braamstruiken beschermen de grens maar
tot de helft. (Water knaagde aan
het grote werk van Orcagna: dat
fresco dat de rivier de Arno
(de vloed van negentienzesenzestig)
 
In de Santa Croce haast verslond.)
..Grauw uur in de hakselkist; zoveel
schemeringen in de centrifuge
tussen twee zeeën. Northumberland:
mond- en klauwzeervlammen de doorns
 
Aan Pieten-schrikdraad, luisterend naar
de moede walviszang, ver in zee.
‘Ziehier, close encounters, late landen.’
Pictogrammen orakelden over ons
en gekliefdheid kloonde toen lakeien.
 
‘Het glas heeft de eeuwen overleefd’;
de scherven droomden vierhonderd jaar;
helmteken, handen, gezicht en naam.
Waar geest gewist wordt, laadt de naam.
(O hersenen, grauwe klauwier.)
 
Bij zonsverduisteringslicht grammen
oud schijnsel. De goddelozen
groeiden de rozen op de schoenen.
Zutphen ligt niet aan zee, loeit daar
in geschoond land de Evenhoevige.
 
 
 
 
 
ANTI-CANTO 12
 
‘We moeten een wereldwijd varken maken’
Dumeco-Directie, 1995
 
Ik loop liever door brandnetels dan dat ik poëzie lees, laat staan schrijf.
Wie durft dat nog? Dit is dus geen poëzie. Dit is een vaarwel aan de dichters,
de ex-vernietigers van hemel en aarde. 1 juli 2001
 
‘Ja, een groot varken maken.
Een wereldomspannend varken.
Het product waarheid maken.’
 
‘We zullen maken dat het kraakt
in de struiken van de dertiende zang,
die toch eens mensen waren.’
 
‘Drie renegaten dik ligt
het bomijs op de geest, makers.
Maak nog veel méér makers.’
 
In een oud sprookje van Grimm
luidden eens lang de klokken,
want de gerechtigheid was gestorven.
 
‘De wildmessen klikten.’ ‘En’
– zegt Einstein – ‘ook de mens
gaat, twintig jaar na de bij.’
 
 
 
 
 
ANTI-CANTO 14 ( l a a g l a n d s e h y m n e n)
De maïskneuzer
 
I was a sword in the hand-grip:
I was a shield in battle.
(Taliesin)
 
In water I was the spume.
I was a sponge in the fire.
(Taliesin)
 
I extol Him, who condemns
the violence of the strong.
(Taliesin)
 
True hearts have ears and eyes, no tongues to speake:
They heare and see, and sigh, and then they breake.
(Sir Edward Dyer, 1543-1607)
 
Don’t you leave
(Tee Set, 1967)
 
Groene radio waarin de spechten zwijgen,
de vrijplaats van de bijlen, werpt zijn schaduw-
schaduw van de stervende herfst, de bladeren
van de beuken jagen elkaar, elk met zijn
 
opgloeiend geheim -op het huis dat verschijnt
op de stoppels van het maïsveld. Stof opwerpend
rijdt als een draak de maïskneuzer uit, Joris-
bemand. De kolven groen, want niemand eert rijping.
 
Het schot dat Willem van Oranje velde
in Delft, wachtte dat op rijping? ledereen
wacht nu rijping af. Groen, specht, de sleutel van geel.
 
Boven ‘De Globe’ rook: zo lang… Vierenzestig
velden, nu Babylons akker en plein. Zwaard
van The King’s Men rijt, tot slot, de blauwe voorhang.
 
Zielen zijn wij: koningen en koninginnen.
Geesten op levende schaakstukken reden
molenwiekend aan, schonken Methano het kaf.
 
Nadat er mensen maïs en maïsmachines
werden, vlogen de schepen, dreven de Dood
en de Doodbrengers met vier paardenkracht uiteen.
 
En de schuddende Tolteekse woekerspeer
door aardgoden (doodarme drommels) vereerd
groen en geel goudstof, valt dreunend, donderend om.
 
 
 
 
 
ANTI-CANTO 15
De klaprozen
 
aan Ben van ‘t Klooster
 
Waar de boerderij toen stond
blijde helderblauwe hoeve,
zijn klaprozen opgestaan
die daar eerst ook groeiden.
 
Of de grond die zoveel jaar
geur kreeg door wat hij droeg
treurde om wat hij verloor,
de kleuren wel maar liefde niet
 
en of hij woedend tekeergaat
(maar hoe zwak zijn papavers)
tegen de Wil die de muur brak,
de vlammen aan de overkant
 
bloeien in verwilderd onkruid
waar de Schaduw nu verslagen is
van Stellages, als dappere
vrijheidsstrijders de papavers.
 
(Groenboek, 1973; gewijzigd)
 
 
 
 
 
AANTEKENINGEN
 
Anti-canto 8 1/2 (Memo van De Wender)
Hondstong (Heukels-Wachter-Van Ooststroom, Flora van Nederland, Groningen 1956).
Anders dan een tuinschrijver in nrc Handelsblad bericht, bloeit Hondstong niet blauw
maar bruinrood; zelden wit. Komt wel voor op Texel; mogelijk in verband daarmee door de
tuinschrijver verward met ‘De hond met de blauwe tong’, dit is echter geen plant maar een geschrift.
Wende (Twents) betekent: een draai in de weg.
Marianne Moore, Complete Poems (Londen en Boston 1984)
Helaas zijn haar wood-weasels zelfs in de Grote Engelse Van Dale onvindbaar.
 
Anti-canto 9
Paul Celan, Spreektralie, Amsterdam 1976. Vert. Peter Nijmeijer.
Bak Water Blues in J.E. Berendt, Blues. München 1957.
 
Anti-Canto 10
(Op een blauw uur)
Andrea Orcagna, (Florence ca. 1320-Florence 1368?) Fresco’s van Orcagna: Triomf vanmedaillons, De Zonsverduistering, De val van de
Afgodsbeelden en De drie Vissen (?) Van de Triomf van de Dood zijn twee fragmenten uit
het linker benedengedeelte bewaard, voorstellend een aantal schreeuwende bedelaars die
een hoop lijken met voeten treden. De regels II, 12 en 13 zijn afkomstig van de geschreven
tekst uit de mond van de bedelaars.
‘t glas-in-lood en oranje brandschatters Er bleven zesduizend kleine en grote schervenBen van ‘t Klooster, striptekenaar en schrijver. Bedacht Fiedelflier. Regel 9 houdt verband