IN HET GEHEIME HUIS
 
voor Ann
 
 
Waarom nijgen over het vuur, en wie is dit
Wezen
Vaag menselijk, die
De damp van natte laarzen ziet slaan
En naar de rosé binnenkanten kijkt
 
Verschillende houtblokken
Schikken zich steeds opnieuw; niets houdt stand
In het vuur, het vuur is altijd
Minder dan het was, het vuur—
 
Uitdrijving
Van oude geuren, nieuwe ongrijpbare kimmen—
Hoort niet door zijn verval
Het uiltje in de koude
Regen roepen, één toon
Telkens weer
 
Noch wijdt het vuur, lispelend,
Een gedachte aan de versteende
Afdruk van een slak, zijn gebroken rad—
Spaken op een kei aan de rand van de haard. Wie
Is dit, en wie denkt
 
Door het vuur, ziet het huis met spaken,
De duurzame as, de duizelingwekkende dood
Van zo’n onverbeterlijk schepseltje
Voordat het ijs kwam
 
Voordat het ijs de berg kwam doorsnijden
En het vuur iemand greep
Of onder zijn hoede nam
En het huis gebouwd werd
In een wolk van geiten die kwamen en gingen,
Voordat de haantjes
Hun sporen trokken, kraai en klauw,
Van geslacht op geslacht, streek
Deze vlieg op het brood neer—
 
Dus staar, in het vuur, en waartoe
De gewichtige
Burcht, torens van licht, schemerige
Tunnels, treed eenvoudig
De grimmige regen, blauwe golving
Van bergland vogelzang tegemoet
 
Slijk op mijn handen, kleine uil, het is
Niet smartelijk met jou te delen,
Kleine uil,
De ene toon die niet vergeefs verklonk
 
 
Uit: Carminalenia (1980)
 
 
 
SLAK OP DE DORPEL
 
 
Slak op de dorpel
Is het regen of schemer
Planten die de lucht van schaapsvacht afgeven
Zo sterk de krullen kleven
Vochtig tussen vingers
 
Slak op de dorpel ver in het zuiden
Een radioknop je wilt ‘m omdraaien
(Knieën kraken als je hurkt om te kijken)
Voor nieuws en denkt alweer een ramp
Nieuws telt verval
En inhoud van sacrale dingen op
 
Slak op de dorpel krakende knieën
Licht van nergens
Punt als een piramide treft het huis
Treft de ultieme
Spiraalkern
 
Het is deze uitdijing slechts een uitdijende
Kern van de spiraal
Het licht houdt op waar het begon
Maar de slak op de dorpel
Ontrolt in het licht en bloeit
 
De piramide dijt fluisterend uit
Ze volgt de oneindige curve der ruimte
Ze eindigt waar ze begon
Als dit geen slak was
Kon er geen heelal zijn
 
Als dit geen slak was
Zou een andere deur niet deze
Kinderen uitlaten
Zouden ze niet stilletjes
Vingers tegen hun lippen
Onder de moerbeiboom zijn gekropen
 
Alle slakken zouden vliegensvlug
Van hen weg rollen
Zwenkend met uitgestoken horens om koelere
Lucht te beproeven
Niet spiralen als de zon
 
 
Uit: Carminalenia (1980)
 
 
 
USCHl’S EPISTEL 1949
 
 
‘… como una pompa de jabón al viento’
Antonio Machado
 
 
Y todo
in Bamberg het plein opent
een kathedraal en graftombes
na lente-druilregen
tussen de tombes
 
Een jongetje met kaalgeschoren hoofd
romeins van vorm
dat slakken van marmer
plukte en veel slakken
van de grashalmen
 
En naast me stond
la memoria se perdía zei
of ik hem wilde helpen
dus vullen we zijn oude vleesblik
op een rondgang langs de graven
en je komt vanavond eten zegt hij
 
Door slingerende gouden straatjes y todo en la memoria
klepperen mijn hoge hakken luidruchtig
traag voortgaand
gladde natte keien slakken niet vlugger
treffen zijn ogen zijdelings de mijne
 
Massieve eiken deur met knoesten dan het gezang
van scharnieren
maar we blijven staan
en hij sprenkelde enkele koele druppels
wijwater in mijn gezicht
 
Dus kunnen we naar
binnen
teruggeschrokken inwendige dingen
zijn wij huizen in zijn slakkenwereld?
Zijn grootmoeder
doof die de slakkensoep kookt
zeldzaam hartig dus vertelt hij me het verhaal van een strohalm
ondoorgrondelijk mompelend
vertelt hij de mär van een strohalm
so dass ich nichts verstand
 
En de soep
y todo verrukkelijk
van smaak en zo en daarna
drukte ze een houten kruisje tegen mijn lippen
open deur
 
Open deur buiten steeg alles me tot de lippen
aleph aardbollen en juwelen ik kuste
de vijf wonden todo se perdía
was dit regen
die ik kuste ik bleek vergeten
dat het vrijdag was
 
 
Uit: The Lonely Suppers of W. V. Balloon (1975)
 
 
 
HOOG GRAS
 
 
Is het omdat ik ziek was
of alleen maar klein, laat
in de zomer verhuisden we, alle
anderen bezig, ik ben
in een tuin gezet, hoog gras,
overal in 1932
 
hoog gras, in de lucht
een haperende tweedekker, vleugje kolen
rook van het station, geur
van het hoge gras
waarin ik, verscholen, knielde, een nest
bouwde, dit
 
was de plek, dit was de plek
voor mij, even aangeraakt
kraakte en fluisterde het, vlak
boven mij duikelde de tweedekker omlaag terwijl
ik er in kruip, mij vrolijk
uitstrek, omhoog kijk,
wuif.
 
 
Uit: The Lonely Suppers of W. V. Balloon (1975)
 
 
 
AUTOBIOGRAFIE
 
 
Mijn vader zei de beste tijd is ‘s morgens vroeg
Een paar twijgen voor het raam en daarachter
 
Alle stilte die men zich ter wereld wensen kon
Al die helderheid in de tuin beneden
 
Hij stond in zijn ochtendjas en hield een theepot vast
Van die witte kuiten en voeten als gebeeldhouwd
 
Zingend en neuriënd scharrelde hij door de kamer
Ging aan zijn bureau zitten en schreef zes brieven
 
Dit gedicht is ernstig het heeft een kwade inslag
De hele nacht whiskey muziek en woorden verward
 
Ik hinkte mijlen ver langs zwartende sneeuwhopen
Biafra lichamen politie pressie Brittannië Third Street
 
Terwijl hoofd het kussen raakt vangt ooglid een visioen
Mijn onzekerheid is de ziel van het wapen systeem
 
Ze zeggen mijn dochters ze zeggen mijn zoon
Op mijn leeftijd zal er voor jullie geen lucht om te ademen zijn
 
 
Uit: The Lonely Suppers of W. V. Balloon (1975)
 
 
 
ONZINNIGHEID VAN HET LANDLEVEN
 
voor Kofi Awoonor
Waar
te beginnen: vaak is het
de plaatsing van voorwerpen
op een tafel:
hoge tinnen koffiepot
blauwe steelpan met een vlies van melk
 
Of: ‘wat een kloof,
Texas…,’ de buizerd pikt
in jullie politieke wasberen, benzine
miljonairs
en rook
machines begrenzen de schaduw van je lach1
 
Dat
motel: namaak pijnen panelen,
boven het tussenschot
-uitgedroogd
King Corn brood- nagelt
een kracht je vast: blik
van een leeggezogen hertekop
 
Of: welke vinger zou,
zwart of wat ook, maanbloem of pad,
de oneindige poging kunnen wagen,
‘Uw koninkrijk…’ op de muur schrijven
 
Of: welke stem
weerkaatste in een diepe grot dit
gebrabbel van een danser met gewei
die bokte en rondsprong;
de leegte heeft bloedschuim
gedronken, gesponnen van de leegte, kijk,
een glinsterend web, gesponnen door zijn dans beweging…
mijn mensen hebben voor duffe
 
Demonen gekozen:
eerst ijzer, dan dynamiet, pijnlijke
transformaties, de pinda
aan Afrika ontfutseld, tijdstippen als 1215,
1634, 1933
(Himalaya
tijgers, welk
nieuw bedrog, door jullie adem aangeblazen, wordt
in de pot van milt en peulen klaargestoofd)
 
Of: als elektronische
nullen de stroom
van gebabbel wegwissen, wie zal dan het nood-
signaal ontcijferen dat zwermen distelvinken
opjaagt uit het gras,
palmbladeren van Cumae,
wie zal nu dansen
een wilde vijgeboom in de wind
 
Of: de juiste werkwoorden
hier, en hier, zouden de dingen
kunnen verbinden; laat deze ogen dan
oogsten de heilige
ruimte
daartussen
 
 
1 Noot: r. 14: ‘de schaduw van je lach’, ook te lezen als de liedtekst ‘The Shadow of Your Smile’
 
 
Uit: The Lonely Suppers of W. V. Balloon (1975)