Het raam maakt een kier
en de tafel tot hier
breekt
op slag

en de tafel is niet bij het raam
maar hier naast me gaan staan
aan de voet van de tafel
valt het kleed van de tafel

in het licht van het raam
buigt het blad een armlengte
knikt in de elleboog een reep
in de lade, kruimels, paperclips

het stuk karton dat de tafel recht
en het raam open houdt

een schuivend vierkant over de tafel
beent in een stuk op de grond

*

Ze ligt op de bal van haar lippen
in de inkeping van haar kussen.
Haar adem fluit op het overtrek.

Een meisje mist de trein
en staat naast een affiche
van een lachende vrouw.

Een jongen verdwijnt keer op keer
in de rand van een caféruit.
Een man leest prevelend de krant.

Bronwater met de smaak van wasco.
De draai van een hand in het gips.
De zwarte ogen van kleurpotloden.

Een man, een contrabas
in zijn armen, speelt in schokjes
de alpino van zijn voorhoofd.

Een jonge man op de fruitmarkt
pikt met duim en wijsvinger
vruchten uit een blikje.

Een man zit wijdbeens, krabt
zijn nagels met een mesje.
Het vloeiblad ritselt op het schrift.

De tekening van een hand
in de lijnen van het landschap.
Jeuk aan de neusvleugel.