Ooit moet poëzie, dat wil zeggen, tekst die rijmde, voornamelijk gebruikt zijn om kennis in op te slaan die dankzij het rijm gemakkelijker te onthouden was. Niet alleen maar daarvoor, spannende verhalen werden ook op rijm verteld, en liefdespoëzie is ook altijd populair geweest. Maar een substantieel deel van de verzen en rijmen werd niet alleen om het esthetisch genot geschreven, maar ook met een praktisch oogmerk.

Die tijd is zoals we weten lang voorbij, de poëzie heeft zich al geruime tijd geleden van de wereld afgekeerd, het begrip ‘zuivere lyriek’ heeft opgeld gedaan en bij zuivere lyriek past zeker geen nut. Nog niet eens iets dat je ‘werkelijkheid’ zou kunnen noemen. Zou een middeleeuwer de woordcombinatie ‘nuttige gedichten’ misschien licht tautologisch vinden, wij vinden die nu eerder paradoxaal. Het enige ‘nut’ dat wel eens aan poëzie wordt toegeschreven is een ander soort nut: de taal bevrijden, de mens verrijken of verrassen, een andere kijk op de wereld geven, nieuwe bewoordingen vinden voor oude gedachten en gevoelens, het beeldarsenaal uitbreiden enzovoort. Dat zijn allemaal geen dingen die we ‘nuttig’ of ‘praktisch’ plegen te noemen. Wat mooi is is moeilijk is de titel van een essaybundel van Gerrit Krol, de titel Wat mooi is is nuttig is nog niet verschenen.

Het begrip ‘Nuttig gedicht’ werd de Raster-redactie aan de hand gedaan door Tine van Buul en Bianca Stigter die het weer hadden van een Engelse bloemlezing ‘The Faber Book of Useful Verse’. Van Buul en Stigter begonnen met het aanleggen van een verzameling waarin allerlei nuttigs en quasi-nuttigs een plaats vond. Want hoeveel heb je aan aanwijzingen als die van Emily Dickinson in haar beroemde:

To make a prairie it takes a clover and one bee,
One clover, and a bee,
And revery.
The revery alone will do,
If bees are few.

Het valt vol te houden dat men dankzij dit gedicht tenminste geleerd heeft hoe een weide te maken, maar over de praktische voordelen daarvan valt te twisten. Anders is het met het in dit nummer afgedrukte vers van de in het Swahili schrijvende dichter Ahmed Sheikh Nabhany – in zijn gedicht wordt gespecialiseerde kennis aangaande de bouw van een bepaald type schip bewaard.

Over de begrenzingen en mogelijkheden van poëtische raadgevingen en over de aardigheid van een bloemlezing van dergelijke poëzie schrijft Bianca Stigter in dit nummer een beschouwing met veel voorbeelden.

De redactie van Raster wilde wel eens weten wat voor nuttigs, praktisch’ en of bruikbaars Nederlandse dichters hun lezers nu nog te bieden hebben, en nodigde daartoe allerlei dichters uit om een bruikbaar vers te schrijven. Gebruiksaanwijzingen, handleidingen, richtsnoeren, voorschriften, gidsen, leerdichten, raadgevingen, tips, recepten. Dingen als ‘Hoe bouw ik een…”Hoe te…”Zeven manieren om…”Handleiding voor’ ‘Zo geraakt men van a naar b’ etc. Veel dichters zijn op dit verzoek ingegaan en wie wil kan uit dit nummer zowel leren hoe te poseren, als hoe een ui in de oven te poffen, hoe een kersenbonbon te eten, een kat te missen, zich te gedragen bij het huwelijk van een dochter als klaar te komen, de wereld te begrijpen of dieper te zwijgen.

Van een aantal buitenlandse dichters, van Brecht tot Maggie Hannan, zijn ook wat nuttige of quasi-nuttige gedichten opgenomen waarvan sommige, zoals bijvoorbeeld een zeer leerzaam gedicht van Nicanor Parra over hoe een echt directe trein eruit zou kunnen zien en een ‘Slaaprecept’ van James Tate (‘brei de muggen aan elkaar/ onder je pyjama/ laat een vreemde aan je voet zuigen’) voor dit nummer vertaald werden. Jan de Roder, van wie eind vorig jaar het essay Het schandaal van de poëzie verscheen, schrijft over de uitgesproken onnutte oorsprong van de poëzi e en over de beperkingen van de (poëtische) taal. Les Murray legt in zijn ‘Verdediging van de poëzie’ uit waarom bijna alles een gedicht is, Tijs Goldschmidt geeft voorbeelden van écht praktische poëzie bij sommige Afrikaanse stammen en Rein Bloem leest een altaarstuk alsof het een gedicht is en nog nuttig bovendien.

Los van dit thema vertaalden we enkele ‘mini-essays’ van Jean-Bertrand Pontalis, Hans Blumenberg, Ullrich Holbein en Ernst Bloch, waarin in kort bestek vaak ingewikkelde dingen worden behandeld die toch een luchtige allure houden. Misschien ook nuttig, om te weten dat dat kan.