In deze jaargang van Raster zullen Kees Fens en J.J. Oversteegen in een serie artikelen hun leesgeschiedenis schetsen. Oversteegen begint zijn serie over het Nederlandse proza van deze eeuw met een zelfportret van de lezer als jongeman. Als opmaat voor de serie van Fens over de poëzie van deze eeuw kozen wij een zevental vrijdagstukken over enkele aspecten van het lezen. Als dit nummer over lezen gaat, de kunst van het lezen die zo eenvoudig oogt en in werkelijkheid zo buitengewoon ingewikkeld is, dan alleen om te demonstreren hoeveel soorten lezers er bestaan, alleen al onder de lezers van literatuur of verenigd in één persoon.

Praktisch alle medewerkers aan dit nummer zijn beroepslezers, dat neemt niet weg, zo blijkt uit hun bijdragen, dat zij nog allemaal de koorts kennen van de liefhebber, van de beginnende lezer, van het lezen uit hartstocht. De Russische schrijver Varlam Sjalamov demonstreert dit in extremis, voor hem was in de barre wereld van de goelag het boek niet minder dan een middel om te overleven.

De zelfportretten van beroepslezers – Italo Calvino als redacteur van een Italiaanse uitgeverij, Michael Krüger als directeur van een Duitse uitgeverij, Anthony Mertens als redacteur van een Nederlandse uitgeverij, als criticus en jurylid maar vooral als hartstochtelijk lezer van literatuur, Yves van Kempen als leraar Nederlands, Amold Heumakers als criticus, Margriet de Moor als lezende schrijver en Willem van Toorn als schrijver die de herinnering aan zijn vroegste lectuur oproept – worden aangevuld met bijschriften van Gert Mattenklott, Cyrille Offermans, Eva Gerlach, K. Michel, Willem van Toorn, Nicolaas Matsier en Jacq Vogelaar bij de portretten van lezers die de Hongaarse fotograaf André Kertész gedurende een halve eeuw heeft gemaakt, in Europa en Amerika. Stille lezers – gaat het om een uitstervend soort, zoals sommige cultuurpessimisten ons willen doen geloven? Welnee, wie om zich heen kijkt ziet ze overal, en wie ze in het wild, in het park, op het strand, in de trein, in wachtkamers, op balkons en op daken, en uiteraard in bibliotheken in hun lectuur verdiept ziet, weet dat er nog altijd met even grote overgave gelezen wordt, door velen, al zijn ze omgeven door nietlezers, waarvan er steeds meer zijn. In zijn element is de lezer wanneer hij in stilte en eenzaamheid kan lezen, zittend, liggend of lopend. Waar de lezer zich bevindt blijft geheim, hij zit stil en beweegt zich elders. Van wat er in het hoofd van de lezer gebeurt, van dat wonder der transformatie van letters in beelden, gevoelens en gedachten, geeft Franz Meschner een inkijkje: Wat gebeurt er bij het lezen?