De gedichten van Elizabeth Bishop doen mij altijd denken aan de toverlantarenplaatjes die bij een vriendje thuis tijdens verjaardagen op een wit laken werden geprojecteerd. De in een cirkel van licht geprojecteerde afbeelding werd langzaam scherp gesteld, alsof het niet de lens was, maar alsof je ogen die dingen plotseling scherper zagen. Maar hoe scherp de plaatjes ook waren, ze waren oneindig veraf, die tijgers in een oerwoud, die gondels in een Venetiaans kanaal. Misschien kwam dat omdat de afbeeldingen in een cirkel werden geprojecteerd, alsof je door het omgekeerde eind van een verrekijker keek.

De gedichten van Elizabeth Bishop bewijzen voor mij de prijs van het kijken. Wie geen genoegen neemt met wat hij ziet, zal dat ook niet doen met de woorden en begrippen waarmee hij later probeert te beschrijven wat hij zag. Net als in de schilderijen van Vermeer verbergt zich achter het schijnbaar minutieuze realisme iets dat beeld noch woord duldt.