Melchior Vischer werd op 7 januari 1895 geboren in het Tsjechische kuuroord Teplice-Šanov (Teplitz-Schönau). Hij studeerde germanistiek, kunstgeschiedenis, filosofie en wiskunde aan de universiteit van Praag. Tijdens de eerste wereldoorlog was Melchior Vischer ziekenverzorger. Na de oorlog werd hij redakteur van de ‘Prager Presse’ en woonde hij in Praag. Vanaf die tijd tot ongeveer 1924 schreef Vischer zijn belangrijkste literaire werken. In 1920 verscheen ‘Sekunde durch Hirn’; ‘een enorm snel roterende roman’ luidde de ondertitel. Het boek werd uitgegeven met een dadaïstisch omslag van Kurt Schwitters en het bezorgde Vischer wat bekendheid. Verder verscheen o.a. in 1922 ‘Der Hase. Eine Erzählung’. In datzelfde jaar werkte Vischer als dramaturg en regisseur in Würzburg en Bamberg. Hij begon steeds meer voor toneel te schrijven. In 1923 ontving hij de Kleistprijs. Van 1924 tot 1927 werkte hij aan het toneel in Baden-Baden. Toen de Duitse PEN-club, waar Vischer lid van was, werd opgeheven, diende hij in 1933 een verzoek in om te worden opgenomen in de Reichsschrifttumskammer. De brieven die hij daarvoor schreef bezorgden hem in 1945 nog problemen. Vischer hield zich tijdens het nazibewind bezig met het schrijven van twee historische biografieën, over Burchard Christoph von Münnich en over Jan Hus. Verder schreef hij toen enkele jeugdboeken. Na de tweede wereldoorlog werkte hij een tijdje bij de burgerlijk conservatieve ‘Tagesspiegel’ in West-Berlijn. Uit politieke overtuiging verhuisde naar Oost-Berlijn, om daar vast medewerker te worden van ‘Das neue Deutschland’. Maar toen zijn artikelen, in plaats van te worden gepubliceerd, ter beoordeling werden voorgelegd aan de binnenlandse veiligheidsdienst, ging hij woedend en teleurgesteld terug naar West-Berlijn. Daar probeerde hij weer aan de slag te komen bij de ‘Tagesspiegel’, maar vanzelfsprekend was hij daar niet meer welkom. Ook bij andere westerse kranten kon Vischer niet meer terecht en zo moest hij van de sociale voorzieningen leven. Armoedig en teruggetrokken woonde hij in de Lindauerstrasse en het enige waarnaar zijn belangstelling nog leek uit te gaan was de opvoeding van zijn dochter. In 1964 verscheen als facsimiledruk ‘Sekunde durch Hirn’ bij petersen press berlin. Melchior Vischer stierf tien jaar geleden in Berlijn. In literatuuroverzichten komt men zijn naam niet tegen. In 1976 ondernam edition text+kritik een poging om Vischers werk uit de jaren twintig wat meer bekendheid te geven. In 1983 werd dat boek door dezelfde uitgever opnieuw op de markt gebracht in de serie ‘Frühe Texte der Moderne’.

Het is opvallend dat binnen het kleine oeuvre van Melchior Vischer niet alleen in de jaren twintig, maar ook in 1964 en onlangs weer in de text+kritik-editie ‘Sekunde durch Hirn’ als hoofdwerk beschouwd wordt. Ik vermoed dat dat komt doordat deze ‘razendsnelle’ roman in de jaren twintig uitstekend paste in de dadagolf, en daardoor ook in onze tijd, met haar sterke belangstelling voor historiciteit, goed van pas komt in het kloppend maken van een bepaald tijdsbeeld. Het verhaal ‘Der Hase’ daarentegen ontglipt grotendeels aan het model voor dat tijdvak.

Dada moet aanstekelijk op Vischer hebben gewerkt, zijn ‘Sekunde durch Hirn’ is een echte dadaroman. Hoofdpersonage Jörg Schuh werkt als stucadoor op de veertigste verdieping van een wolkenkrabber en valt van zijn stellage omdat hij de grote boezem van het meisje Hanne uit de tegenoverstaande wolkenkrabber bewondert. Met het begin van de val komt de (denk-)handeling op gang en ze eindigt als Schuh op het asfalt te pletter slaat. Tussen stellage en asfalt barst het dan van de herinneringen, wordt er gereisd, van Genua naar Milaan, van Milaan naar Wenen, naar Lapland, Amerika, Nagasaki, Afrika, China, enzovoort. Er wordt gedacht over politiek, over erotiek, over geschiedenis, maar dat alles voortdurend in fragmenten, springend, variërend en combinerend met bewegingen, taalfiguren.

Het procedé doet nu verouderd aan, we kennen het van heel wat andere dadaïsten en expressionisten. En er zijn binnen dit genre – zonder Vischers boek hiermee meteen volledig te willen diskwalificeren – werkjes geschreven waarin meer uit het vuur (en in het vuur) gesleurd is; ik denk aan Carl Einsteins ‘Bebuquin’ (waaraan Vischer zonder meer schatplichtig is) en Gottfried Benns Rönneproza.

‘Der Hase’ is een ander geval. De opzet van dit verhaal vertoont een aantal overeenkomsten met de structuur van ‘Sekunde durch Hirn’. Ook hier trekt in een korte tekst een heel leven met grote sprongen voorbij, als een haas die haken slaat. Ook hier wordt er gejaagd over de hele aardbol gereisd en wordt er voortdurend gewisseld van beroep en bezigheid. Maar daarmee houden de overeenkomsten al bijna op. De verschillen springen veel meer in het oog.

In ‘Sekunde durch Hirn’ valt Jörg Schuh, en de lezer was en is gewend dat de schrijver zich kan verplaatsen in het personage en hij accepteert bijgevolg het tempo van de tekst als het personage in een natuurkundig verklaarbare stroomversnelling terechtkomt. Eenmaal roterend kon Vischer zich natuurlijk heel wat dadaeske capriolen veroorloven, maar het stramien blijft traditioneel.

Ook in ‘Der Hase’ wordt een alibi aangedragen voor de wijze van schrijven. Maar de zaken liggen hier veel complexer. Het verhaal begint ermee dat de verteller zich voorstelt: ‘Ik ben een oude straatveger.’ Hij wil zijn leven gaan vertellen en verontschuldigt zich bijvoorbaat voor zijn onhandige taalgebruik. Inderdaad, de zinnen blijken kort tot uiterst kort te zijn. Zogenaamde moeilijke woorden ontbreken. Bijzinnen worden vrijwel niet gebruikt. Maar dat deze naïviteit gespeeld is, wordt binnen enkele bladzijden duidelijk. In zijn beknoptheid is de stijl uiterst konsekwent. Bovendien vertelt de straatveger al vrij gauw dat hij ooit rijk was en over veel personeel beschikte en dus niet in de taal der straatvegers is opgegroeid! En de verteller besluit zijn verhaal met een aantal enigmatische uitspraken. Hij zegt onder andere: ‘Misschien heb ik ook helemaal geen leven geleefd, misschien was het het leven van iemand anders, of ook dat wat niemand beleefd heeft. Dus mijn leven is geen leven geweest. Ik weet het niet.’ Alles komt door deze woorden aan het einde op losse schroeven te staan, alles kan verzonnen zijn, zelfs de vertellende straatveger! De tekst maakt zich los, los van de realiteit, los van de pagina, een heel klein beetje, maar los…

Ik denk dat ‘Der Hase’ gaat over beweging en wel over bewegingen van het denken. De ik-persoon is voortdurend op zoek en op de vlucht en het zijn de gedachten die hem onrustig maken. Nergens vindt dat denken echt houvast, nergens een tehuis, hoe het ook wisselt van standplaats en standpunt, van gedaante, niets krijgt de overhand, het goede niet en het kwade niet, de burgerlijke moraal blijkt niet te deugen, jager en gejaagde vallen samen. De tekst wordt zodoende een vrijplaats. Fixerende noemers van beroep, geslacht, milieu, karakter, psyche enzovoort worden opgeheven. Het verhaal is lyrisch en enigmatisch. Terwijl ‘Sekunde durch Hirn’ met de klap van Schuh op het asfalt eindigt, begint hier het denken pas door en na de tekst. Vandaar ook dat ‘Der Hase’ beangstigt: de problematiek van het verhaal kan nooit sluitend gedefinieerd worden. Vandaar ook dat ‘Der Hase’ niet zo aan zijn ontstaansperiode gebonden is en weer opnieuw gelezen moet worden, want het denken wordt er geen conclusie binnengesluisd, zelfs de conclusie dat er geen conclusies te trekken zijn blijft hier betrekkelijk. Het denken moet vluchten voor het denken waardoor het wordt gejaagd.