Poëzie beschrijft geen gebeurtenissen, bewegingen, veranderingen, zij beschrijft wat niet verandert, beweegt, gebeurt, d.w.z. het scenario. Zij portretteert geen ‘werkelijkheid’, zij laat zien dat er geen ‘werkelijkheid’ is, dat er alleen maar gezichtspunten zijn. Het zou een misverstand zijn te denken dat poëzie daarom individualistisch en subjectief zou zijn. Dat is een conclusie die berust op de onuitgesproken veronderstelling dat de werkelijkheid buiten ons om objectief is, een onjuiste veronderstelling. Objectiviteit is een begrip dat uitsluitend op mensen van toepassing is. We kennen de werkelijkheid alleen via onze gezichtspunten en hoe meer wij onze gezichtspunten met anderen kunnen delen, hoe objectiever wij ons ten opzichte van de werkelijkheid kunnen opstellen.
Poëzie is een objectiverende beschrijving van de werkelijkheid. Zij beschrijft geen toevallige, éénmalige gebeurtenissen, maar verschaft gezichtspunten van waaruit gebeurtenissen worden bekeken. Zij is dus niet individueel, maar algemeen, niet subjectief, maar objectief. De conclusie dat poëzie daarom dor, onpersoonlijk, ‘gewoon’ zou zijn, berust eveneens op een misvatting. Helaas worden veel gedichten vanuit dit misverstand gemaakt. Het is in die poëzie helaas gewoon, dat de dichter zijn eigen visie niet voor een persoonlijke, maar voor de enig mogelijke verslijt. Poëzie die van deze laatste veronderstelling uitgaat is met recht dor, onpersoonlijk en zeer vervelend.