zonder

 

de grootste gebeurtenis

in het leven van de mens

is de geboorte en dood

van God

 

vader Onze Vader

waarom hebt u

als een slechte vader

midden in de nacht

 

zonder teken zonder spoor

zonder woorden

 

waarom hebt U mij

waarom heb ik U

verlaten

 

leven zonder god is mogelijk

leven zonder god is onmogelijk

 

maar als kind heb ik me gevoed

met U

Uw lichaam gegeten

bloed gedronken

 

misschien verliet U me

toen ik mijn armen wilde

openen

om het leven te omhelzen

 

onnadenkend

breidde ik mijn armen uit

en liet U gaan

 

of misschien vluchtte U

omdat U mijn lachen

niet kon aanhoren

 

U lacht nooit

 

of misschien strafte U mij

klein en onwetend

voor mijn koppigheid

hoogmoed

omdat ik een nieuwe mens

een nieuwe taal

probeerde te scheppen

 

geruisloos verliet U me

zonder vleugelslag zonder bliksems

als een veldmuis

als water door zand opgezogen

druk bezig verstrooid

merkte ik noch Uw vlucht

noch Uw afwezigheid

in mijn leven op

 

leven zonder god is mogelijk

leven zonder god is onmogelijk

 

 

maart 1988 – maart 1989

 

 

 

***

 

poëzie neemt niet altijd

de vorm aan

van een gedicht

 

na vijftig jaar

schrijven

kan poëzie zich

aan de dichter

openbaren

in de gedaante van een boom

een wegvliegende

vogel

licht

 

ze voegt zich

naar de mond

nestelt zich in het zwijgen

 

of leeft verstoken van vorm en inhoud

in de dichter

 

 

13 oktober 1988

 

 

 

***

 

eerst

is er het woord

de grote vreugde van het scheppen

 

na het gedicht

begint

de oneindigheid

 

leg je oor te horen

 

voor de begenadigden

verandert deze

in God

 

maar voor de dichter

gaat de afgrond open

 

jaren later

wordt hij opgegraven

van modder

stof aarde ontdaan

 

een steen uit de hemel

een meteoor

van vuur gespeend

 

 

1990

 

 

 

nu

 

vroeger

waakte ik

elk ogenblik

kon de poëzie me overvallen

ik rende tot ik buiten adem was

het beeld achterna dat zich bewoog

 

nu

laat ik de gedichten lopen

weg van mij

verpieteren vergeten

versterven

 

geen stap

nader tot hun verwerkelijking

 

 

maart 1989

 

 

 

***

 

                                                                                                                    ter nagedachtenis aan Konstanty Puzyna

Het is tijd om te gaan

de tijd dringt

 

wat moet je meenemen

naar gene zijde

niets

 

dus het is al

zo ver

moeder

 

ja zoonlief

het is zo ver

 

dus meer is er niet

 

meer is er niet

 

dus dat was het leven

 

ja het hele leven

 

 

1989

 

 

 

***

 

Einst habe ich die Muse gefragt,

Und sie antwortete mir

Am Ende wirst du es finden…

 

maar hij die na het Einde kwam

kreeg geen antwoord

 

Op weg naar de Nieuwe Mens

het Nieuwe Jerusalem

Utopia

 

zocht ik moegeworden

naar schaduw

onder de boom van de kennis

van goed en kwaad

maar de boom was verdord

verwaaid

 

door de zwarte engel beroofd

van geloof hoop liefde

bevond ik me op een weg

leeg donker

ijzig koud

 

uit de verte bereikte me

geblaf van honden en mensen

 

maar thuis trof ik Vader

noch mijn broers noch was er brood

 

voor mij liet ik voetsporen achter

en ik week terug in een land zonder licht

 

 

 

‘Der Tod ist ein Meister aus Deutschland’

 

                                                                                                                                  ter nagedachtenis aan Paul Celan

 

Wat heeft een dichter te zoeken in een ijdele tijd?

 

de goden zijn weggegaan uit de wereld

de dichters hebben ze achtergelaten

maar de bron heeft

de monden leeggedronken

ons het spreken ontnomen

 

we zijn op reis en wonen

onderweg

nu eens hier dan weer daar

 

Anzel de wandelende

jood was lang op reis

van de Boekowina naar Parijs

onderweg verzamelde hij kruiden

bij de woorden Heidekraut

Erika Arnika

de woorden legde hij te slapen

hij stopte ze in het donker

 

in der Hütte

ontmoette Celan

Martin Heidegger

 

hij kwam

op een open plek

stond daar onder de sterren

kwam uit de nacht

Der Tod ist ein Meister

aus Deutschland

 

hij stond in het licht

met een handvol gras bloemen

 

maar het water van de Seine stroomde

onder de stenen bruggen

de Onbekende Schone

wachtte met een onzegbare glimlach

 

Een dodenmasker

 

terwijl hij rijpte

in de open schoot viel

van de rivier

de dood de vergetelheid

 

in de wereld

waaruit de goden waren weggegaan

had de levende poëzie hem aangeraakt

en ook hij ging weg

 

wat

heeft de dichter de filosoof gevraagd

welke steen

der wijzen

ligt op de weg

naar de boshut

 

der Tod

is ein Meister

aus Deutschland

 

in de tijd die aanbrak

na de ijdele tijd

 

na het heengaan van de goden

gaan de dichters heen

 

Ik weet dat ik helemaal sterf

 

en daaruit put ik

een schrale troost

 

die de kracht geeft

buiten de poëzie te bestaan

 

 

naar de inleiding  van Hans Groenewegen: Verdwijnen, over de poëzie van Tadeusz Rósewicz