Erfenis van een sterrenkundige

Hij liet ons zijn woorden na
Mooier dan de wereld
Niemand durft ze aan te kijken

Ze wachten in de lussen van de tijd
Groter dan mensen
Wie zou ze kunnen uitspreken

Ze liggen op de sprakeloze aarde
Zwaarder dan de beenderen van het leven
De dood is er niet in geslaagd
Ze als bruidsschat mee te nemen

Niemand kan ze optillen
Niemand wegwerpen

Vallende sterren leggen hun hoofd
In de schaduw van zijn woorden

 

 

Vergeetachtig getal

Er was eens een getal
Rein en rond als de zon
Maar alleen erg alleen

Het begon met zichzelf te rekenen

Het deelde zich vermenigvuldigde zich
Trok zich af telde zich op
En bleef almaar alleen

Het hield op met zichzelf te rekenen
En sloot zich af in zijn ronde
Zonnige reinheid

De gloeiende sporen
Van zijn rekenen bleven buiten

Ze zaten elkaar achterna in het donker
Al delend vermenigvuldigden ze zich
Aftrekkend telden ze zich op

Zo gaat dat in het donker

En er was niemand om het getal te vragen
De sporen te stoppen
En uit te wissen

 

 

Hoogmoedige fout

Er was eens een fout
Zo mal zo klein
Dat ze niemand zou opvallen

Zij wilde zichzelf
Zien noch horen

Wat verzon ze niet allemaal
Om te bewijzen
Dat ze niet eens bestond

Ze verzon ruimte
Om haar bewijzen op te bergen
En tijd om haar bewijzen te bewaren
En de wereld om haar bewijzen te tonen

Al wat ze verzon
Was noch zo mal
Noch zo klein
Het was gewoon fout

Hoe kon het ook anders

 

 

Wijze driehoek

Er was eens een driehoek
Hij had drie zijden
De vierde verborg hij
In zijn gloeiende midden

Overdag klom hij naar zijn drie toppen
En bewonderde zijn midden
‘s Nachts rustte hij uit
In een van zijn drie hoeken

‘s Ochtends keek hij hoe zijn drie zijden
Veranderd in drie gloeiende wielen
Verdwenen in het blauw van no return

Hij nam de vierde zijde
Kuste haar brak haar driemaal
En verborg haar opnieuw op de oude plek

En weer had hij drie zijden

En weer klom hij overdag
Naar zijn drie toppen
En bewonderde zijn midden
En rustte ‘s nachts uit
In een van zijn drie hoeken

 

 

Versteende echo ‘s

Er was eens een talloos aantal echo’s
Ze dienden één stem
Bouwden hem gewelven

De gewelven stortten in
Ze hadden ze scheef opgetrokken
Raakten bedolven onder het stof

Ze verlieten de gevaarlijke dienst
En versteenden van de honger

Versteend vlogen ze op
Om de mond te pakken stuk te scheuren
Waaruit de stem voortkwam

Ze vlogen wie mag weten hoe lang
Blind als ze waren om te zien
Dat ze vlak langs de rand vlogen
Van de mond die ze zochten

 

 

Verhaal over een verhaal

Er was eens een verhaal

Het eindigde
Voor het begon
En begon
Na zijn einde

Zijn helden traden op
Na hun dood
En vertrokken
Voor hun geboorte

Zijn helden spraken
Over een aarde over een hemel
Ze praatten honderduit

Ze zeiden alleen niet
Wat ze zelf ook niet wisten
Dat ze maar helden zijn uit een verhaal

Uit een verhaal dat eindigt
Voor zijn begin
En begint
Na zijn einde

 

 

Geeuw der geeuwen

Er was eens een geeuw
Niet onder het gehemelte niet onder de hoed
Niet in de mond of waar dan ook

Hij was groter dan alles
Groter dan zijn eigen grootte

Af en toe flitste
Duister zijn botte wanhopige duister
Uit wanhoop hier en daar op
Het deed ons denken aan sterren

Er was eens een geeuw
Saai zoals iedere geeuw
En hij duurt blijkbaar voort

 

 

De dood van een sterrenkundige

Hij moest sterven zeggen ze
De sterren waren hem nader
Dan mensen

Mieren hebben hem opgegeten zeggen ze
Hij beeldde zich in dat sterren
Mieren verwekken en mieren sterren
Zijn kamer vulde hij daarom met mieren

Zijn hemelse bedriegstertjes zeggen ze
Hebben hem zijn kop gekost
En absurd is het gerucht van een dolk
Met vingerafdrukken

Hij was niet van deze wereld zeggen ze
Hij was op zoek naar een zonnebloem
Waarin de wegen samenvloeien
Van alle harten en alle sterren

Hij moest sterven zeggen ze

 

 

Hemelring

Ring niemands ring
Hoe ben je verloren geraakt
Hoe ergens uit de hemel gevallen
Niet ergens maar overal

Waarom trouwde je zo snel
Je oude stokoude glans
met jouw jonge leegte

Ze zijn je allang vergeten
Net als hun huwelijksnacht

Je glans zuipt zich stomdronken
Je leegte is moddervet
Jij bent alweer verloren

Hier heb je mijn ringvinger
Maak het je gemakkelijk

 

 

Nietigheid

Je sliep nietigheid
En droomde dat je iets was

Dat iets vatte vlam
De vlam kronkelde
In blinde pijn

Je ontwaakte nietigheid
En warmde je rug
Aan de vlam uit de droom

Je zag niet de pijn van de vlam
Hele werelden van pijn
Kortzichtig is je rug

Je viel weer in slaap nietigheid
En droomde dat je niets was

De vlam doofde
Zijn pijn kon weer zien
En blij doofde ook zij

 

 

Arme afwezigheid

Een echte vader had je niet
Je moeder was niet thuis
Toen je in jezelf op de wereld kwam
Werd je per abuis geboren

Je postuur is een verlaten afgrond
En je ruikt naar pure afwezigheid
Door jezelf gebaard

Je draait in vlammende vodden
Breekt je hoofd na hoofd
Springt van mond naar mond
En verjongt je oude fout

Buig je naakt als je kunt
Naar mijn laatste letter
En volg zijn spoor

Ik heb het gevoel arm kind
Dat die leidt naar aanwezigheid

 

 

De baas van schaduwen

Je loopt een hele eeuwigheid
Door je eigen oneindigheid
Van top tot teen en terug

Je belicht jezelf
In je hoofd zetelt het zenit
In je hiel de schemer

Bij schemer laat je je schaduwen
Zich rekken en heengaan
Wonderen en spijt wekken
En voor elkaar buigen

In het zenit voer je de schaduwen
Terug naar hun juiste maat
Je leert ze om voor jou te buigen
En al buigende te verdwijnen

Je loopt er tot op deze dag
Onzichtbaar door de schaduwen

 

 

Sterrenslak

Je kroop naar buiten na de regen
Na de sterrenregen

De sterren hebben uit hun botten
Voor jou een huisje gebouwd
Waar breng je ‘t op die doek naartoe

In je spoor loopt de manke tijd
Hij haalt je in hij vertrapt je
Steek je voelhoorns uit slak

Je kruipt over een reuzenwang
Die je nooit kunt overzien
Recht in de muil van nietigheid

Sla af naar de levenslijn
Op mijn denkbeeldige handpalm
Voor het te laat is

En schenk me als souvenir
De zilveren toverdoek

 

 

Sterren vluchtelingen

Jullie keken elkaar aan sterren
Steels dat de hemel ‘t niet zag
Het was goed bedoeld

Het werd verkeerd begrepen

Koud werden jullie wakker
Ver van de haard
Ver van de hemelpoort

Kijk me toch aan sterren
Steels dat de aarde ‘t niet ziet
Geef me een heimelijk teken
Ik geef jullie een kersenhouten staf

En een van mijn rimpels als pad
En een wimper als gids
Voor de weg terug naar huis