De roos in haar duisternis
 
 
Haar kroonblaadjes nog wijder opstuwend
Stort zij in en valt uiteen
En de roos is niet meer
 
En de roos is niet meer
Niemand kan haar verdedigen
Noch herkronen
 
Een enkel stukje roos op de tafel
Houdt stand lang nadat men haar is vergeten
Zoiets is onuitspreekbaar
 

 
Altijd dezelfde zo traag
In haar veranderen zo zwaar in haar sterven
 
Binnen in de bol een stofje
 
Zij is ondoordringbaar en week
Zij is gemakkelijk
Stilstaand en opstuivend als zand
Gevaarlijk aangezien zij sterft
 

 
Zij is nog mooi
Zij ruikt nog heerlijk
Zij bestaat nog
Zij heeft de vorm van een roos
 

 
Indien je slaap haar inademt
Hoe word je dan wakker
 

 
Zij is de enige onder de diepe dingen
Die bloeit
Haar naam bevat alle bevalligheden
Der banaliteit
 

 
De lamp mag haar absorberen en een andere roos vormen
Hoe hard het ook is het licht wordt geknakt
 

 
Je moet je haar niet eigen maken
Je moet haar aan niemand geven
Haar eigen duisternis omringt haar
Zij heeft geen masker meer
Zij is haar eigen gewicht
 

 
Zij is de liefde die zij afwijst
Om haar te begrijpen moet je haar openen
Er zal niets meer overblijven dan een onzichtbare voetstap
Van verkreukelde blaadjes
 

 
Zij trilt lichtjes
Misschien is zij het niet eens
 

 
De roos is een ei
De roos is voedzaam
De roos scheidt af
Je glijdt op de hellingen van de roos
Binnenin is de roos eigeel
Je dringt niet door tot de roos
 

 
In plaats van tot stof te vergaan
Zoals alle perfecte dingen
In een tijdeloos openspringen
Wordt zij rimpelend kleiner
 
Zij is oud
Als een oudje lijdt zij aan aderverkalking
Die haar huid doet opzwellen
Heel klein en zwart
Zal zij vallen
 

 
Klop aan de deur van de roos
Zij zal niet opengaan
 
*
 
Zij lijkt open
Als met opzet schuiven enkele blaadjes uit elkaar
Om het ons te doen geloven
 
Een borst aanraken volstaat niet
Een altijd gesloten borst
 
*
 
Die van de woestijn tenminste is hard
Je weet dat zij zal uiteenspringen
Snijdensgerede wond
 
Wijken voor de vinger als een vogel
De snee de angst de dageraad zijn
Je denkt dat je je die kunt voorstellen
 
Door genegenheid
Het is niet waar
 
 
 
 
 
 
De brandende lamp
 
 
Kaarsrechte ballerina
Onbeweeglijk en vlammend
Is het de kamer die rond haar
Draait
 
Onbeweeglijke ballerina
Opgesloten in haar lichaam
Draait zij zo snel
Dat zij enkel licht is
Dan is zij een gesloten vuist
 

 
Die kei aan het eind van een slanke arm
Uit welk gezicht zal die
Het vermeerderde bloed doen gutsen
 

 
(En falbala’s
Rond een lichaam
Dat verdwijnt)
 

 
Onvergelijkelijk en rank
Eindigt haar elegantie
In een stralend iets
Dan is er eensklaps vuur
 

 
Het licht is niet zacht
Biedt geen toevlucht geen
Betovering
Het maakt schoon schip
Het stelt de wet
Ik hou er niet van
 

 
Aanwezig aanwezig
Die glimmende cilinder
Is het kilogram
Van de kuise school
Het saaie dictee
 
Hier is niemand een fout
Toegestaan
En geen moment van zwakte
En van aarzeling
 

 
Het woord bijt in de ogen
De lamp verdraagt het vuur
Waarin je niet kunt kijken
 
Het woord is dat harde ding
Dat straalt op de top van de taal
 

 
Licht haar op
Om de kamer waarover je beschikt te ontdekken
Elke keer wanneer je haar schuin houdt
Delen schaduwen de voorbijgang
Van de dingen anders in
Elke beweging
Is een figuur
 

 
De lamp is taal
Zij is haar eigen vorm
En schept de andere vormen
 
De nacht zal haar niet tenietdoen
 

 
Uit de verte toegekomen kijkt de nacht
Zo groot achter de ruit
 
O ruit doorschijnende echo van de lamp
Hoe dun je schild ook is
De nacht dringt niet door je heen
Want de schaduw is de nacht niet
 
 
 
 
 
 
De ingelijste spiegel
 
 
Zijgrenzen
Waar ik per toeval in- en uitstap
 

 
Hij dankt zijn diepte
Aan zijn eigen bron
 
Hij is ondoordringbaar
Behalve voor zichzelf
 
Het effen oppervlak
Is een geboorte
 

 
Begrensd door het starre goud
Heeft hij enkel zichzelf om uit te breiden
Hij vergroot enkel in zichzelf
Blindelings
 
De lege ogen spiegelen alles
Zonder het te weten
 

 
(Bespiegelen doen we samen)
 

 
Door niets is dit vale gelaat
Getekend
Geen littekens geen rimpels
Geen veroudering
Hij heeft geen volume
Oneindig diep
 

 
Altijd van dezelfde kant
Altijd als trekt hij
Van zijn oppervlakte
Naar wat hij alleen kent
 
De gouden lijst is gesloten
Niet naar ons noch langszij
Sleept hij de dingen mee
In de leegte die hij voor ze opent
 

 
De dingen zien hem
Hij ziet ze niet
Omdat hij over ze oordeelt
 

 
Oog in oog met zichzelf
Is de wereld grenzeloos
En verdwijnt
Zijn diepte is die van de dingen
Die hem bekijken
 
Wanneer ik ze in hem zie
Zelf object van mijn ogen
Zie ik ze zoals ze zijn
Wanneer ze niet meer zijn
 
Een illusoire kamer en mijn andere gezicht
Ik ben er slechts per toeval
 

 
Ondoorgrondelijk voor katten en voor kleine kinderen
Vaak moeten we onze twee klamme handen halen
Over dat glanzige ding
Er ons hoofd tegen stoten
Om te weten dat hij er is
Om te weten dat hij herhaalt
Wat we zouden willen
Zeggen wanneer hij er niet is
 

 
Begrensd onbegrensd
Zonder volume diep
Blinde gluurder
Getuige illusionist
Geen enkel object is waar
Ze worden nagetrokken
 

 
De duur van een kaars
Die door de kamer gaat
Komt heel uit de verte
Schijnbaar een vlam
 
De ruimte van een spiegel
Die van het Onbeweeglijke
Betekent het verlies van handen
Spieren en de voetstap
 
Ik kan er mij enkel in bekijken
Zoals ik enkel kan bestaan
Zonder mijn zwaarte
 

 
De verst verre vlam
Doorboort hem
 
 
 
 
 
 
Het open raam
 
 
Is het tegendeel van de spiegel
 

 
Rechthoek van dag
 
De ruimte eivol
Objecten en ruimten
Komt heel uit de verte toegesneld
Valt nooit te pletter
Stuwt alsmaar naar voren
 

 
Een goed uitgesneden opening
Omvat het hele universum dat een blik kan vatten
 

 
Elk op zijn plek
Elk met zijn waarde
Omvang kleur
Komen de dingen naar voren
 
Een opgeheven arm
De besproeide bloemen
Het alleraardigste linnen
Dat blikkert en beweegt
De blauwe en roze daken
En de hemel overal
Door vogels doorkruist
 

 
Ik weet dat die convergentie
Niet op mij is gericht
Elk open raam
Maakt een zelfde contact
En elke mens is op de wereld
En ziet wat hij kan zien
 

 
(Mijn kamer is van mij
Mijn lamp en mijn schaduwen
Ik heb naar goeddunken lief
In mijn universum)
 

 
Alles wat is snelt toe en slaat neer
Op de vorst van het gesloten universum
 
O donkere kamer zo word je overspoeld
Door rechte stralen door dingen in het vrije
 
De overbodige ruiten gaan uiteen
Een immens front en de immense druk
 

 
Eén enkele open rechthoek midden in de vestingmuren…
 

 
Rechte
Hoge rechthoek
En de stijfheid van een jonge buste
Zo’n zuivere loodlijn dat ze gebogen lijkt
Over haar bank om haar sprong te nemen
Naar het licht
 

 
(De kamer is gecompliceerd
De dingen stellen zich vragen
Doemen op en eensklaps
Verzinken ze in duisternis)
 

 
Het keert zijn rug niet toe
Naar de kamer noch naar de wereld
Open op hem en klaar voor haar
En klaar door hem door zijn duistere hemel
 

 
Rechtlijnig eenvoudig
Zonder val zonder gat
Hef de muur op
Een onoverkomelijke dag
 
Alles wat me omringt
Alles wat ik zie
En de lucht die de donkere gravures
Schoonveegt
 
Alles wordt me aangereikt
Opdat ik mens zou zijn
Tussen de anderen
Door die sprong hard
Als de rede
 

 
Probeer erdoor te gaan
Buig je lichaam nog iets meer voorover
Om je bij de anderen te voegen
Buig je maar buig
Want daar is de klaarte
 
Je wordt door niets meer gescheiden
En je grijpt de vogel
En je valt midden in de straat
Te pletter
 
 
 
 
 
 
Moraal der voorgaande
 
 
Bepaalde objecten zijn te mooi
En te duchten
Een ander verandert van plaats
Met open ogen
 
Een onzichtbare loper trok voorbij de stof
Die zachtjes beweegt
 
Ik denk dat ik alleen ben
Ik weet niet wie me omringt
In de donkere hoekjes
Schuilt het kwaad
 

 
Je zou graag uit het raam willen springen
Je kunt niet door de spiegel heen
De geur van de roos riekt
Op den duur rot
De lamp is gebonden aan haar eigen licht
 
Ga het is naar hen dat je blik zich keert
En alle houden ze je hier op je plaats
 

 
Om de kamer uit te komen
Moet je niet op ze rekenen
Je rekent erop eruit te komen
Zonder teniet te gaan
 
De zweefduik de doorsteek
Of de brandwond
Je kunt niet op ze rekenen
Om er levend uit te komen
 

 
Alles is gesloten denk je
Ofwel val je ofwel
Word je verblind ofwel
Sterf je met gesloten ogen
 

 
Ik heb enkel nog de wil
Om mij aan mijn genoegens te ontrukken
Ik heb enkel nog mijn handen enkel nog mijn voetstap
 
De muren met list benaderen
Profiteren van de doorgang
De klare lijn verschenen
Op de oevers van de nacht
 
Aanwijzing voor een gang
Misschien of voor een deur
Die naar buiten leidt
Na al die omwegen
 
Je moet erdoor
Om uit de kamer te treden
Want je moet eruit
Om niet meer alleen te zijn
 

 
De nagels zullen de barst zoeken
Waaraan je je kunt vastklampen
 

 
De kamer is mijn rust
Ze is mezelf
En mijn tevreden daadloosheid
Het is lastig om uit jezelf te treden
Waar je je goed voelt
En wie kan me verwijten dat ik me goed voel
Tenzij wie ik ben wanneer ik mezelf te buiten ga
 

 
Ik moet zelf de uitweg vinden
Die me niet verlaat